I. 1. pijnlijk, gevoelig, zeer; hevig; 2. 't land hebbend (over about), kwaad, boos, nijdig (op at)\ touch one on a sore place, iemand in zijn zeer tasten; have a sore throat, keelpijn hebben;
II. zeer;
III. rauwe, pijnlijke plek, zeer; reopen old sores, 1. oude wonden openrijten; 2. oude koeien uit de sloot halen.