I. 1. plinter, scherf, schilfer; leirots; break (go) to shivers, aan gruzelementen vallen; 2. versplinteren, verbrijzelen, aan gruzelementen slaan; shiver my timbers, God straffe mij; 3. aan gruzelementen vallen; versplinteren.
II. 1. rillen, sidderen, huiveren; 2. (koude) rilling, siddering, huivering; give one the (cold) shivers, doen rillen.