Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 07-04-2022

sham

betekenis & definitie

I. veinzen (te hebben), voorwenden; bedriegen;

II. simuleren, maar zo doen, zich aanstellen; sham asleep (dead), zich slapend (dood) houden;

III. voorwendsel; schijn (vertoning); komediespel); komediant, simulant;

IV. voorgewend, gefingeerd, nagemaakt, onecht, vals, schijn-; sham door, blinde deur.

< >