I. hoogmoed; fierheid, trots; praal, luister; take (a) pride in, trots zijn op; take (hold) pride of place, de eerste plaats innemen, aan de spits staan; in the pride of the season, in het mooiste gedeelte van het jaargetij; pride will have a fall, hoogmoed komt voor de val;
II. in: pride oneself on, trots zijn op; zich beroemen op, zich laten voorstaan op, prat gaan op.