Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 21-03-2022

jar

betekenis & definitie

1. (stop)fles, kruik, pot.

2. krassen, schuren; trillen; in botsing komen, niet harmoniëren (met with); jar upon, onaangenaam aandoen; a jamring note, een wanklank;
3. doen trillen [van de schok];
4. gekras, schuurgeluid; wanklank; onenigheid, botsing; schok || on the jar, op een kier.

< >