I. geweer, kanon; Am revolver; spuit(pistool) [voor verf]; (saluutschot; jager; big (great) gun, piet, hoge ome; blow great guns, verschrikkelijk stormen; stand (stick) to one’s gun(s), op zijn post blijven; voet bij stuk houden;
II. jagen, schieten;
III. beschieten.