1. bont, pels(werk), pelterij; pelsjas; beslag [v. d. tong]; aanslag, ketelsteen; fur and feather, pels-, en vederwild;
2. bonten, bont-;
3. met bont voeren, bekleden; in bont kleden;
4. [de tong] doen beslaan, met aanslag, ketelsteen bedekken;
5. ontdoen van ketelsteen;
6. aan-, beslaan [v. tong].