I. ve(d)er; pluim(en); piek [haar]; a feather in One's cap, fig een pluim op iemands hoed; in full feather, in pontificaal; be in high feather, zeer in zijn schik zijn; fine feathers make fine birds, de kleren maken de man; show the white feather, zich laf tonen;
II. met veren versieren, bedekkep; bevederen; feather one’s nest, zijn schaapjes op het droge brengen; feather the oars, de riemen schuin leggen;
III. veren krijgen; markeren [v. jachthond]; zich ontplooien.