Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 28-02-2022

foul

betekenis & definitie

I. vuil, onrein, bedorven; beslagen; grof; vies, smerig; laag, snood; gemeen; vals, oneerlijk; onklaar; foul copy, klad; foul wind, tegenwind; fall foul of, in aanvaring komen met; in botsing komen met; te lijf gaan, aanvallen;

II. botsing; overtreding (van de spelregels);

III. bevuilen, bezoedelen, besmetten, verontreinigen; onklaar doen lopen, in 't ongerede brengen; in de weg komen, stoten op, botsen tegen;

IV. 1. onklaar lopen; botsen; 2. met vuil aanzetten.

< >