I. vloer; bodem; verdieping; zaal [v. Parlement]; first floor, bel-étage; get (have, hold) the floor, het woord krijgen (hebben, voeren); take the floor.
1. het woord nemen;
2. ten dans gaan;
II. bevloeren; op de grond werpen; te laag hangen; fig onder krijgen; in de war maken; vastzetten; het winnen van, verslaan.