Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 28-02-2022

favour

betekenis & definitie

I. gunst(bewijs), genade; begunstiging; schrijven, letteren; kleur [als blijk van genegenheid], lint, strik; verlof; gelaat, voorkomen; in favour of, ten gunste van; be in favour of, look with favour on, gunstig gezind zijn, vóór iets zijn; under favour, met uw verlof;

II. gunstig gezind zijn, zijn vóór; begunstigen; bevorderen, steunen, aanmoedigen; bevoorrechten; voortrekken; gelijken op.

< >