I. gunst(bewijs), genade; begunstiging; schrijven, letteren; kleur [als blijk van genegenheid], lint, strik; verlof; gelaat, voorkomen; in favour of, ten gunste van; be in favour of, look with favour on, gunstig gezind zijn, vóór iets zijn; under favour, met uw verlof;
II. gunstig gezind zijn, zijn vóór; begunstigen; bevorderen, steunen, aanmoedigen; bevoorrechten; voortrekken; gelijken op.