Als bijproduct van de vlasteelt komt bolkaf beschikbaar, dat, mits vrij van stof en schimmel, een gewaardeerd voedsel vormt. Granen en peulvruchten, voor zover niet geschikt voor hun hoofdbestemming, komen evenals voergerst. overmaalsel van tarwe en piksel van erwten en bonen als veevoer beschikbaar.
Indien de prijzen daartoe aanleiding geven, kunnen granen en peulvruchten ook als veevoeder worden aangewend. Als veevoeder voor mestvee staan peulvruchten goed aangeschreven. Indien bonen worden vervoederd dienen zij eerst gekookt te worden. Soms vinden op de veilingen doorgedraaide appelen, peren of groenten hun eindbestemming bij het vee. Gele wortelen vormen een uitstekend veevoeder, rijk aan caroteen. Speciale voedergewassen zijn: Huzerne. rode klaver, ^voederbieten. → haver, → mais (zowel als korrel - maar meer nog als snijmais), paardebonen (→ bonen) en → pulp.
Doordat de oogst van voederbieten nog niet volledig gemechaniseerd kan worden is de teelt sinds 1973 vrijwel geheel vervangen door de teelt van snijmais. die, evenals de oogst ervan, sterk gemechaniseerd is. De pulp wordt in gedroogde vorm tegenwoordig als pulpbrokjes verhandeld. Tezamen met luzerne- en grasblokjes, bereid door groenvoederbedrijven, vormt gedroogde pulp een goede grondstof voor de mengvoederbereiding. De rundveevoeding steunt tegenwoordig vooral op graslandprodukten en snijmais.Weihoeken
Verdeeld over de provincie, komen komgebieden voor, waarde bodem overwegend of geheel als blijvend grasland wordt gebruikt: het lage land van Schouwen, de Poortvlietse weihoek op Tholen, de Poelen, de Yersekemoer op Zuid-Beveland, Schellach, de Plomperd, de Sint-Laurense weihoek en Kleverskerke op Walcheren en in Oost Zeeuws-Vlaanderen de Puttinge. In 1974 is bijna 15% van de cultuurgrond in Zeeland grasland, het overgrote deel op gronden die voor bouwland minder geschikt zijn als laaggelegen percelen, dijken, slempgevoelige grond, percelen met slechte vorm en zandgronden.
Omweidingssysteem
Dit wordt in Zeeland op veel gemengde bedrijven toegepast. Omweiden heeft ten doel het vee zoveel mogelijk in te scharen in gras dat van zo goed mogelijke kwaliteit is en waarbij zo weinig mogelijk verliezen optreden. Het vee beweidt dan perceeltjes van ± 5 are per grootvee en kan dan het hele perceel in ongeveer een week afgrazen. Na het beweiden kan het vrijgekomen perceel direkt worden verzorgd en bemest, wat ten goede komt aan de groei van het gras. Bij een intensieve omweiding, die op veel melkveebedrijven wordt toegepast, krijgen de dieren een- of tweemaal per dag door het verplaatsen van de afrastering een klein perceeltje grasland erbij om af te grazen (rantsoenbeweiding). Bij een goede rantsoenbeweiding wordt de hoogste opbrengst per jaar verkregen.
Op bedrijven met jongvee en mestvee past men meestal een extensieve vorm van omweiden toe. Vaak wordt electrische afrastering gebruikt.
Drogerij
De eerste twee groenvoerdrogerijen werden in het begin van de Tweede Wereldoorlog op initiatief van particulieren gebouwd, te weten de drogerijen van de firma Timmerman te Goes en die van de firma Kersten te Waarde, nadat in 1938 reeds elders in Nederland met het kunstmatig drogen van groenvoedergewassen (voornamelijk gras) was begonnen. In Zeeland bestond behoefte aan het drogen van luzerne, waarvan vóór de Tweede Wereldoorlog alleen hooi werd gewonnen; de totale oppervlakte bedroeg toen ca. 1300 ha. Luzerne is bijzonder geschikt om gronden die geïnundeerd zijn geweest te herstellen; de verbouw van luzerne nam dan ook na de inundatie sinds 1945 sterk toe en bereikte in 1948 met ruim 6.000 ha een top. Daarna nam hij geleidelijk af tot 2.000 ha, als gevolg van de vervanging van het paard door de trekker. In 1947 en 1948 waren een drietal zg. banddrogers in bedrijf gesteld, t.w. te Scherpenisse, Zierikzee en Middelburg, met een totale capaciteit van 1200 kg droogproduct per uur. De droger te Middelburg werd in 1953 door gebrek aan belangstelling geliquideerd en de overige drogers werden daarna vervangen door trommeldrogers met gemiddeld een groter capaciteit.
Scherpenisse en Zierikzee liquideerden eveneens. In 1975 werkten in Zeeland een drietal drogerijen, te weten twee particuliere te Kortgene en één coöperatieve te Sluiskil.
Het gewas wordt gemaaid, blijft korte tijd op het veld liggen en wordt vervolgens met een rijdende hakselmachine gehakseld en in een meerijdende wagen geblazen en afgevoerd naar de drogerij. Het gehakselde product komt in een droogtrommel, waarvan de inlaattemperatuur ca. 900° bedraagt en verlaat de trommel bij een temperatuur van 100-125°. Het komt dan in de hamermolen, waar het tot meel wordt vermalen om vervolgens tot brokjes te worden geperst.
Stallen
In de oude Zeeuwse bedrijven lag de rundveestapel langs een van de zijwanden (de paardestal veelal langs een eindgevel). De dieren stonden achter een houten wand, de stand was niet verhoogd en er was een ondiepe grup voor de mest. Deze stallen waren erg donker en slecht geventileerd. Het voeren gebeurde door luiken. Deze oude stallen zijn vrijwel verdwenen. Tussen 1945 en 1960 werden veel enkelrijige stallen gebouwd.
Deze zijn 5 m breed en liggen eveneens langs een der zijwanden. Voor volwassen koeien bedraagt de standbreedte 100-110 cm en de standlengte 155-165 cm. De meeste stallen worden mechanisch geventileerd en zijn voorzien van brandvrije, geïsoleerde zolders. Sinds 1960 werden veelal dubbelrijige grupstallen gebouwd. Na 1970 is er grote belangstelling voor de ligboxenstal. De dieren liggen in boxen van 110 cm breed en 220 cm lang.
De loopgangen tussen de boxen en de voergang bestaan uit een betonnen vloer of een roostervloervan betonbalken, waarbij de dieren de mest via spleten tussen de roosterbalken in een daaronder gelegen mestkelder trappen (drijfmestsysteem). De dieren worden gevoerd aan een vastzethek. De ligboxenstal wordt op natuurlijke wijze geventileerd door een open nok en is meestal niet geïsoleerd. In Zeeland waren in 1979 totaal 70 ligboxenstallen, waarvan 24 in Walcheren, op een landelijk totaal van meer dan 15.000. Mestvee wordt gehouden in grupstallen of in loopstallen met gestrooide lig- en loopruimten of in roostervloerstallen.
LITERATUUR
Bouman. Geschiedenis Zeeuwschen landbouw. Hengeveld. Hel rundvee. Zwagerman. Zeeuwsche rundvee.