Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

MONSTRA

betekenis & definitie

(of wanschepsels). In de tijd, dat obstetrie en anatomie nog in de wetenschappelijke kinderschoenen stonden, was het bij de medici ‘en vogue’ om uitvoerige beschrijvingen te publiceren van wanstaltige misgeboorten.

Zeer bekend is de ‘Anatomische Beschrijving van een Wanschepsel geboren op de Elderschans buyten Aardenburg, ontleet door Jonck-Hr. Louis de Bils’ (Middelburg 1659). De ontleding had plaats in aanwezigheid van ettelijke chirurgen. De ouders van → t monster’ waren een soldaat, Lieven Wesselinck en Jaquemijnte A. de Werelt. Het wangedrocht bezat twee hoofden: het ene mooi, het andere lelijk: twee ogen dicht bij elkaar en wel op de plaats waar de mond moest zijn, geen oogleden maar wel twee harige wenkbrauwen. Tussen deze en de ogen bevond zich een mannelijk geslachtsdeel.

Neus en mond ontbraken; onder de kin bevond zich een kleine opening. Het ‘monster’ had vier armen en vier handen, aan iedere zijde twee; onderaan had het twee benen en twee voetjes, de overige lagen kruisgewijs over elkaar achter de hals. Na opening bleek dat de ene helft van het vrouwelijk geslacht, de andere die van een ‘knechtje’ was. De endeldarm van de laatste liep achter de ruggegraat om, doorboorde het middenrif en kwam aan de oppervlakte in een gat onder de kin. De twee wezens waren door een dik vlies gescheiden.In 1773 publiceerde J. de Roy, chirurgijn te Middelburg, een beschrijving omtrent een ‘allerzonderlingste wanstaltige menschenvrugt’ in de Verhandelingen van het Zeeuwsch Genootschap. Het betrof een waterhoofd (hydrocephalos). De oorschelpen ontbraken, de gehoorgangen waren overdekt met vlezige, vierkante lapjes, bij wijze van ‘slagdeurtjes’. De voorhoofdshuid was zo slap, dat zij de ogen bedekte, die in spelonken lagen. De kin was breeduitlopend en hing op de borst; aan de onderlip bengelde een stukje vlees. Tepeltjes ontbraken, evenals borstbeenderen; de buik liep puntvormig uit; de navelstreng ontsproot uit de linkerzij.

De armen waren kwabben; het rechterbeen ontbrak, het linker was zeer misvormd. Omtrent de kunne viel uiterlijk niets te concluderen. Het wanschepsel was de ene helft van een tweeling, de ‘medegezellin’ was een gaaf meisje, dat na enige geboortekreten was gestorven. De moeder was gezond en, aldus de schrijver, ze kon zich hoegenaamd niet herinneren tijdens de zwangerschap geschrokken te zijn of ‘sterke verbeeldingskragten’ te hebben gevoeld.

Ook → Jacobus de Puyt liet zich niet onbetuigd in de beschrijving van monstra, getuige zijn ‘vroedkundige waarnemingen van tweelingen, die het water en vliezen gemeen hadden’. Het waren de vruchten uit de schoot van Anthony de Kosters echtgenote, Koningstraat, Middelburg. Hij zette de vreemde placenta op sterk water en vertoonde deze aan vakgenoten, verwijzend naar Genesis 25:24-27 en 27-30. Enige jaren later schreef hij een artikel over dezelfde stof. Hij verweet de ouders en vrienden een verkeerde teerhartigheid, waardoor zij aan medici toestemming weigerden anatomisch onderzoek te doen op monstra. Ditmaal betrof het een monstrum dat hij in aanwezigheid van zijn vriend dr. J.P. → Ermerins mocht ontleden.

H. Mirandolle van Ghert, stadsvroedmeester te Breda, schreef in de Verhandelingen van het Zeeuwsch Genootschap eveneens over twee wanschepsels. Hij liet De Witt, voorheen lector in de vroedkunde te Zierikzee, ooggetuige zijn. Bij het ene lag een dobberende verhevenheid bij wijze van tepel bovenop de hersenen, het andere leek sprekend op een aap, compleet met staart, die één duim dik en minstens vier duim lang was. De moeder had, aldus de schrijver, tijdens de kermis een aap gezien, die bovenop een beer zat en op haar zwanger lichaam was gesprongen.

LITERATUUR

Fokker-De Man, Zeeuwsche medici. H. Mirandolle van Ghert, Waarneeming van twee wanschapen kinderen. Jacobus de Puyt, Vroedkundige Waarneeming aan Tweelingen, die het wateren de vliezen gemeen hadden. Jacobus de Puyt, Bericht van een wanschapen kind. J. Ie Roy, Beschrijving van eene allerzonderlingste wanstaltige Menschenvrucht.

< >