Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

ERMERINS

betekenis & definitie

familie.Deze stamde uit Vlaanderen en vestigde zich te Middelburg. Al spoedig behoorde zij tot de gegoede stand en verspreidde zich over Zeeland.

Geneesheren waren:1. Johan Pieter (Sluis 1757-Middelburg 22 april 1813). Promoveerde te Leiden in 1782 op ‘De Febre vulgo dicta puerperali pro singulari specie non habenda’ (over de koorts die in de volksmond kraamvrouwenkoorts heet, omdat zij geen bijzondere kentekenen heeft). Werd als opvolger van dr. Lucas van Steveninck in 1789 stadsdoctor te Middelburg en na de dood van dr. F.T. → Reitz in 1792 bovendien (adjunct)-examinateur bij de Oostindische Compagnie. Werd tevens lid van de stedelijke en departementale commissie, die toezicht hield op de uitoefening van de geneeskunde. Toen in 1809 de Engelsen Zeeland binnenvielen heeft hij zich zeer verdienstelijk gemaakt bij de bestrijding van de ‘kwade koortsen’ die onder de militairen uitbraken. Hij bezat een buitentje aan de Vlissingse weg dat nog lang in de familie bleef.
2. Robert Carel (Sluis 10 maart 1760-Groningen 1 aug. 1844). Broer van Johan Pieter, geneesheer te Zierikzee, promoveerde te Leiden in 1788 op ‘Dissertatio de Tentamine medico ad depellendam insalubritatis calumniam de regione Zelandica’ (Medische verhandeling ter wering van de ramp der ongezondheid in Zeeland). Hij had drie zonen, die een studie in de medicijnen voltooiden: Jan Willem werd hoogleraar te Groningen, François arts te Leiden,
3. Johan Pieter (Zierikzee 15 dec. 1813-Zierikzeeó febr. 1848). Promoveerde in 1839 te Leiden op ‘Dissertatio continens brevem historiam morborum hoe anno in clinice Cl.C. Pruis van der Hoeven observatorium’ (korte geschiedenis van ziekten gedurende een jaar in de kliniek van Cl.C. Pruys van der Hoeven waargenomen).
4. François Zacharius (Middelburg 11 nov. 1808-Groningen 28 mei 1871). Een volle neef van de voorgaande, studeerde medicijnen te Leiden, nam als vrijwillig Leids jager deel aan de Tiendaagse Veldtocht en promoveerde in 1832 op ‘Specimen de Hippocratis doctrina a prognostice oriunda’ (over de leer van Hippocrates aangaande de prognose). Werd geneesheer te Middelburg en verbleef aldaar tot hij in 1844 hoogleraar werd te Groningen. Voor hij professor was publiceerde hij ‘Anecdota medica Graeca, e codd. exp.’ L.B. 1840 (Griekse medische anecdotes uit handschriften) en ‘Hippocratis liber de victus ratione in morbis acutis’, L.B. 1841 (Een verhandeling over Hippocrates’ studies van voedselrantsoenen bij acute ziekten).
5. Jacob Pieter (IJzendijke 30 juli 1830-Atjeh ± 1874). Zoon van François Pieter, ontvanger te IJzendijke. Studeerde aan de Geneeskundige School te Middelburg, kon het in dat stille stadje niet vinden en vertrok naar Rotterdam en vervolgens naar Nederlandsch Indië; hij stierf aan cholera tijdens de tweede expeditie naar Atjeh.
6. Jan (Goes 12 jan. 1831-Los Angeles 16 dec. 1897). Zoon van Jan Gerrit, rechter te Goes. Liet zich opleiden tot notaris. De administratie verveelde hem en hij ging studeren aan de Klinische School te Rotterdam en Amsterdam, beëindigde zijn studie voortijdig, maar nam later met succes de draad weer op. Hij huwde een Française en vertrok naar het verre Westen.

LITERATUUR

De Man, Geneeskundige school I, 179 vv. Fokker en De Man, Zeeuwsche medici. Nagtglas, Levensberichten.

< >