(1). (Sommelsdijk 12 mei 1767-Wilhelminadorp 11 aug. 1836), oudste zoon van de medicus Iman Jacob van den → Bosch. Vanaf 1797 firmant van Evert Suermondt & Zoonen & Co. te Rotterdam, directeur van de landbouwonderneming de → Wilhelminapolder (18131836).
De indijking van de Wilhelminapolder geschiedde met de bedoeling de grond na de inpoldering te verkopen. Vnl. door toedoen van Van den Bosch besloten de aandeelhouders de polder in eigen exploitatie te houden.LITERATUUR
Ab Utrecht Dresselhuis, G.J. van den Bosch, 210-217.
(2). (Wilhelminadorp 3 aug. 1828-Wiesbaden 28 nov. 1906), zoon van I.G.J. van den → Bosch (1), studeerde landbouwkunde in Duitsland, directeur van de → Wilhelminapolder (18641893). Werd tijdens zijn directoraat geconfronteerd met talloze problemen o.a. het verdwijnen van de meekrapteelt tengevolge van de uitvinding van de alizarine en de internationale landbouwcrisis van de jaren ’80. Dooreen juiste gewassenkeuze, mechanisatie (o.a. invoering stoomploeg, 1837) en andere maatregelen bleef het bedrijf winstgevend.
Publ.: Verslag aan de Alg. Kon. Landb. Ver. over de stoomcultuur in Engeland en hare toepassing in Nederland, 1861; Over de bewerking van den grond door stoomkracht en de toepassing daarvan in de provincie Zeeland, Bijblad Landbouwcourant 1873, blz. 241-248 en 1874, blz. 129132.
LITERATUUR
Bouman, ‘De Wilhelminapolder’. Van der Poel, De Wilhelminapolder.