Het is in Zeeland ongetwijfeld van oudsher gewoonte geweest de eieren van weide- en zeevogels te verzamelen voor de consumptie, hoewel er in deze provincie nooit sprake is geweest van een typische volkssport, zoals in Friesland.
De eieren die vooral voor het rapen in aanmerking kwamen, zijn die van alle eendesoorten, kievit, grutto, kluut en die van de meeste meeuwen en sterns. Dat het rapen invloed had op de vogelstand mag waarschijnlijk worden afgeleid uit de veel lagere dichtheid van bijvoorbeeld de kluut in het begin van deze eeuw. Na de totstandkoming van de Vogelwet 1936 is van vele soorten het rapen van eieren verboden; terwijl de eieren van de overige soorten alleen met een speciale vergunning of in bepaalde perioden mogen worden geraapt.
In 1970 was de regeling zo dat de eieren van de vogels die onder de jachtwet vallen (eenden, ganzen, fazanten en patrijzen) mogen worden geraapt door de kooikers en jachtgerechtigden in hun eigen kooi, respectievelijk jachtveld. Kievitseieren mogen in heel Nederland worden geraapt met een z.g. Evergunning afgegeven door het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. In de praktijk wordt een dergelijke vergunning alleen gegeven voor het rapen van de eieren van kap- en zilvermeeuwen tot 15 juni. In enkele Schouwse inlagen worden bijvoorbeeld op het ogenblik nog eieren met een dergelijke E-vergunning geraapt.