Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

DIJKVELLING

betekenis & definitie

(vellen = vallen) is een term die voor het eerst voorkomt in 1282 in Hontenisse. Het stond voor het afgraven van dijken die als gevolg van voorbedijking geen directe waterkerende functie meer hadden.

Het recht van dijkvelling - ontstaan als costumier recht (→ rechtsorde) - hield in, dat de voorbedijkers, die nieuw land bedijkten, de eerste achterliggende dijken mochten slechten, om de grond ervan te gebruiken tot versterking van de nieuwe zeedijk. Reeds op het eind der 13e eeuw werd in Zeeland het recht van dijkvelling niet meer in letterlijke zin toegepast. Dit recht was veranderd in de verplichting van de geërfden uit de eerste achterliggende (binnen)polders, om bij te dragen in de kosten van onderhoud der zeedijken en was derhalve een contributieregeling geworden t.b.v. de nieuwe waterkeringen. Vooral in veel 17e-eeuwse → bedijkingsoctrooien m.b.t. de herbedijkingen in Staats-Vlaanderen verschijnt het recht van dijkvelling als een contributieverplichting.LITERATUUR

A.A. Beekman, Dijk- en waterstaatsrecht I, p. 522 vv. Callé, Beveiligd bestaan, 3, 93 vv.

< >