(Venlo 1910), studeerde aan het kleinseminarie, in 1929 staatsexamen gymn. A; aan het grootseminarie filosofie en theologie; hij werd priester gewijd in 1935; vervolgens studeerde hij klassieke talen aan de Universiteit van Nijmegen, doet. examen in 1954; werd leraar klassieke talen aan gymn.
Beekvliet, tot 1975. Drs. Knippenberg had zitting in het bestuur van het Prov. Genootschap van Noord-Brabant, en is o.m. voorzitter van de Humanistische Kring Brabant, zat in de Culturele Raad; maakt deel uit van het Beraad voor het Ned. volksleven, het Centrum voor de studie van land en volk van de Kempen; was oprichter en beheerder van het Natuurhistorisch Museum Beekvliet te Sint-Michielsgestel van 1946-1971, toen Beekvliet werd gesloten. Was van 1951-1981 conservator Bisschoppelijk Museum van ’s-Hertogenbosch, bestuurslid van Museum voor Religieuze Kunst te Uden van 1974 tot heden, zat in het stichtingsbestuur Restauratie St. Elisabethskerk te Grave; zit vanaf 1965 in de adviescommissie monumentenzorg Bisdom Den Bosch, belast met inventarisatie van roerend kerkelijk kunstbezit, lid Landelijke Federatie voor Kerkelijk Kunstbezit (1970-78); is hoofdredacteur van De Gildetrom, van de Noordbrabantse Federatie van Schuttersgilden, vanaf 1973; medeoprichter en bestuurslid stichting De Vier Quartieren, museum voor Volkskunde te Oirschot vanaf 1976.
Hij publiceerde talloze artikelen in Brabants Heem, De Gildetrom, Brabantia, Limosa, uitgaven van de Brabantse Dag, en in Berichten ROB. In boekvorm verschenen; Romeinse wegen in Noord-Brabant (1961), Oude pelgrimswegen vanuit Noord-Brabant, (1968), Avifauna van Noord-Brabant (1967), 150 Jaar Klein Seminarie Bisdom ’s-Hertogenbosch 1815-1965; Het Bisschoppelijk Museum van ’s-Hertogenbosch, 1933-1963; Devotionalia (1980), De Teuten (1974). In 1971 werd hij ridder in de Orde van Oranje Nassau; in 1978 kreeg hij de Cultuurprijs van de Provincie Noord-Brabant; in 1975 werd hem de zilveren anjer toegekend.