Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

KEMPEN(LAND)

betekenis & definitie

geografisch begrip, dat door de eeuwen heen wisselende inhoud heeft gehad. In België wordt er óf een deel van de provincies Antwerpen en Limburg mee bedoeld óf het zandige gebied in deze provincie plus dat van het (Nederlandse) Noord-Brabant, ruwweg begrensd door Maas, Schelde en Demer.

Het laatste gebied valt praktisch samen met de Middeleeuwse burgerlijke en kerkelijke administratieve eenheid „Campinia”. Zo gezien vormden in de 14de eeuw het markiezaat van Antwerpen en de Meijerij van ’s-Hertogenbosch de Kempen. Doch de Meijerij van ’s-Hertogenbosch bestond op haar beurt uit de stad en vier kwartieren, waarvan één Kempenland was. Deze delen zijn aanvankelijk ook meyerijen genoemd. Zo is er in 1374 sprake van de meyerijen Maeslant, Pedelant, Oisterwyck en Kempenlant, later van ambachten. Tot begin negentiende eeuw vormde Luyksgestel een enclave van het prinsdom Luik in het kwartier, in 1807 werd het echter geruild voor Lommel.

Hoofdstad van het kwartier zijn achtereenvolgens Oerle, Oirschot en Eindhoven geweest. Het landschap dat na de ijstijd ontstond werd gekenmerkt door vele riviertjes en waterkommen in de overigens zandige bodem. Er was sprake van veenvorming met een rijke en evoluerende begroeiing en later bosvorming. Reeds vroeg (jongere stenen tijdperk) moet er sprake zijn geweest van permanente bewoning.Hoewel de uitgebreide heidevelden grotendeels ontgonnen zijn, zijn er nog niet onaanzienlijke restanten te vinden, b.v. de Hapertse hei bij Wilreit en de daaraan grenzende Cartierheide. Ook meertjes (goor, peel, broek) en vennen zijn er talrijk.

Kabouters: Volgens de oude verhalen was Kempenland het domein der kabouters. Ze woonden in Bergeijk, Luyksgestel, Meerveldhoven, Oerle, Riethoven, Zeelst, tussen Vessem en Hoogeloon en op vele andere plaatsen. Hun koning was Kyria en de toren van Duizel, waaraan zij zovele nachten hebben gewerkt, vormt een herinneringsteken.

Lit.: drs. H. Manders en Martien Coppens, Land van Dommel en Aa, 1947.

< >