Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

HOP, HENRICUS

betekenis & definitie

(Breda 1723-Den Haag 1808), was een zoon van majoor H. Hop te Breda, studeerde rechten in Leiden, promoveerde in 1746; was van 17481788 secretaris van het Hof van Holland, van 1768 tot 1773 tevens minister bij de Nedersaksische Kreits en de Hanzesteden, van 1773 tot 1794 minister plenipotentiaris te Brussel; werd in 1808 door Lodewijk Napoleon benoemd tot Commandeur in de Orde van de Unie.

Naar hem zouden de Haagse Hopjes zijn genoemd. Het verhaal gaat dat Hop geen koffie kon verdragen en dat daarom voor hem „hopjes” werden gemaakt om hem het genot van het geliefkoosde aroma in die vorm te verschaffen. Een andere lezing is, dat hij gek was op koffie; hij miste die drank zo onder het reizen, dat hij naar een vervangingsmiddel zocht en daardoor zou dan de koffiekaramel zijn ontstaan.

Bron: N. Br. Stud. 1550-1750; Plaats, en Gew. specialiteiten van Nederland.

< >