Families: Pieridae Witjes (Anthocaris, Appias, Catopsilia, Delias, Gonepteryx, Pieris, Zerené), Danaidae (Anosia, Danaus), Heliconiidae (Heliconius), Ithomiidae (Mechanitis), Morphidae (Morpho), Brassolidae (Caligo)
De witjes zijn kosmopoliet. Hun kort behaarde rupsen maken gordelpoppen. De kleur is steeds overwegend wit, geel, rood of zwart. De mannetjes zijn vaak verschillend gekleurd van de wijfjes. De Europese auroravlinder heeft roodachtige vlekken aan de voorvleugels bij de mannetjes; de wijfjes zijn wit.
De bonte tropische soorten van Catopsilia, Appias en Delias worden als trekvlinders vaak over grote afstanden waargenomen. De citroenvlinders leven tot 9 maanden en overwinteren niet alleen als vlinders, maar houden ook in de zomer een rustpauze. Het bekende koolwitje is als rups vaak erg schadelijk op koolplanten, en onderneemt trekvluchten.
De monarch vlinder uit Noord-Amerika trekt regelmatig in het voorjaar naar het noorden. Daar plant hij zich voort, vliegt in de winter echter weer terug naar Californië en Florida om daar te overwinteren, vaak in enorme troepen. De rupsen leven van de giftige „milkweed“ waarvan de sappen de dieren oneetbaar maken. Ze worden dan ook door rupsen van andere soorten nagebootst (mimicry) om zich door het uiterlijk te beschermen tegen vijanden. Soortgelijke betrekkingen bestaan er tussen de Ithomiidae en de Heliconiidae, waarbij de laatste als beschermde model staat. De Zuidamerikaanse Morpho soorten vallen vooral op door de prachtige blauwe kleur van de mannetjes. De Caligo soorten (familie Brassolidae) vliegen slechts in de avond in het halfduister.
