Gepubliceerd op 30-05-2019

Teju’s, Echte hagedissen

betekenis & definitie

Families: Teiidae Teju’s (Ameiva, Cnemidophorus, Dracaena, Tupinambis), Lacertidae Echte hagedissen (Algyroides, Eremias, Lacerta, Takydromus)

Evenals de agamen en leguanen zijn de echte-hagedissen in de oude en de teju’s in de nieuwe wereld vertegenwoordigd.

De vroeg geïsoleerde kleine continenten Madagascar en Australië werden door geen van beide families bereikt. Terwijl echter de oudwereldse Lacertidae enkel hagedisvormige gestalten omvatten, vinden wij bij de Amerikaanse teju’s een grotere verscheidenheid, van de krokodilachtige pantserteju tot de dwergvormen met gedegenereerde poten en ogen. De overeenkomsten in beide families kunnen zo ver gaan, dat het erg moeilijk is, hagedissen, wier herkomst men niet kent, op hun familie relaties aan te spreken, men vergelijkt maar de ameiva met de parelhagedis.

Nog verbazingwekkender is het, dat er in beide families soorten zijn, die zich door maagdelijke voortplanting (parthenogenetisch) vermeerderen, soorten dus, waarbij er geen mannetjes zijn. Bij de teju’s vinden we zulke parthenogenetische vormen in het geslacht Cnemidophorus, waartoe ook de tweeslachtige gevlekte-renhagedis behoort. Bij de Lacertidae zijn enige soorten het uit het geslacht Lacerta uit de Kaukasus. De teju, wijd verbreid in tropisch ZuidAmerika, is een geliefd terrariumdier.

De echte-hagedissen leveren in de meeste landen de meest voorkomende soorten. Vooral in de Middellandse-Zeelanden zijn de muurhagedissen en hun verwanten erg talrijk, en men kan zich eigenlijk geen grensmuur in een olijvenbos voorstellen, waar deze montere hagedissen niet omheenglippen. Zelfs de kleinste eilanden werden door muurhagedissen veroverd, en dikwijls hebben zij door de isolering een eigen ontwikkelingsweg ingeslagen, die tot sterk afwijkende vormen gevoerd heeft.

Hier is alleen de beroemde zwarte-ruinehagedis afgebeeld, een eilandras van de in Italië vroeger wijd verbreidde ruinehagedissen. In het gematigde klimaat van MiddenEuropa en Klein-Azië hoort de duinhagedis thuis. De mannetjes zijn in de voortplantingstijd, in het voorjaar, met prachtige groene flanken getooid. Zoals de meeste echte hagedissen leggen de vrouwelijke duinhagedissen hun eieren in een zelf gegraven hol. Van eind augustus tot begin september komen de jongen uit, die in de herfst gewoonlijk langer aktief te zien zijn, dan de oude dieren. De kleinere levendbarende-hagedis is nog verder verbreid als de duinhagedis.

Hij vindt ook in koele bossen zijn onderkomen, in Scandinavië, komt hij tot de poolcirkel in het noorden voor. Het drachtige wijfje kan door het opzoeken van een aangename plaats een hogere lichaamstemperatuur behouden, die ook de kiemontwikkeling ten goede komt.

Echte-hagedissen zijn bijzonder vormrijk in het Middellandse-Zeegebied en in de droge gebieden van Afrika, Westen Midden-Azië verspreid. In de westelijke MiddellandseZeelanden vinden wij met de parelhagedis ook de grootste vertegenwoordiger van het geslacht Lacerta. Bekender is de in het mannelijk geslacht blauwkelige smaragd hagedis. Hij bevindt zich nog in enige warme delen noordelijk van de Alpen, bijvoorbeeld bij Passau. Door afwijkende gestalte, gekielde rugschubben de zwart gevlekte kielhagedis is afgebeeld worden zij al in een eigen geslacht geplaatst. Op overeenkomstige gronden scheiden wij de woestijnrenner in het geslacht Eremias van Lacerta af.

Zij zijn van de’Oosteuropese steppegebieden tot in Centraal-Azië en in de Afrikaanse droge landschappen soortrijk verbreid. Het verst in het oosten vinden wij de langstaarthagedissen van het geslacht Takydromus, bij wie de staart tot vijfmaal zo lang kan zijn als kop en romp. De renhagedis uit Japan is de noordelijkste soort, verwante soorten komen zuidelijk voor tot op Java.

< >