De grote kwallen, die iedere badgast zeker wel kent, doordat ze er op een niet al te prettige wijze mee in aanraking zijn gekomen of omdat ze soms massaal op onze stranden aanspoelen, zijn vertegenwoordigers van de klasse der schijfkwallen (Scyphozoa). Alle leden van deze klasse zijn uitgesproken bewoners van de zee.
Ook in deze klasse komt een generatiewisseling voor, nl. tussen de ongeslachtelijke poliepengeneratie en de geslachtelijke kwallengeneratie.
De kwalpoliepen zijn klein en onaanzienlijk. Ze zitten vaak dicht opeen op stenen en mosselschalen op de zeebodem bij de kust. Ze vormen nooit kolonies of stammen. De kwalletjes (scyphomedusen) ontstaan niet door knopvorming aan poliepen, maar door ringvormige dwarsdeling van deze. De kleine vrijkomende kwalletjes, ephyra genoemd, draaien zich 180° en zwemmen weg. Ze groeien dan tot geslachtsrijpe kwallen op. Een scyphomeduse laat niet een enkele ephyra los, maar de poliep snoert zich gelijktijdig in vele schijven in, zodat de ephyren als een stapel schoteltjes op elkaar liggen, voor ze vrij komen.
In de voortbeweging komen de schijfkwallen vergaand met de poliepkwallen overeen; door plotselinge samentrekking van de schermrand wordt water naar achteren weggestoten, en door de terugstoot beweegt het dier voorwaarts. Aan de rand van het scherm hangen tenminste 8 paren randlappen, waartussen zich de zintuigorganen bevinden (rhopalia), met evenwichtsorganen en eenvoudige ogen. Het vierkante mondvlak van de kwallen hangt als een soort buis in het midden van het scherm omlaag; de rand van de mondtrechter loopt in vier lappen uit.
De eenvoudigste en primitiefste scyphomedusen, de gesteelde kwallen (Stauromedusae), zitten met een voet op zeewieren vast. Ze leven doorgaans in ondiepe wateren. De gesteelde kwallen ontstaan direkt door vormverandering uit de poliepen. Hun schermrand is meestal armvormig uitgestulpt; de acht armen dragen wratvormig verkorte tentakels. Met behulp van hun voet en de tentakels kunnen ze als spanrupsen voortbewegen. De soort Craterolophus tethys wordt ook bij Helgoland gevonden.
Zeer roofzuchtige dieren zijn de dobbelsteenkwallen (Cubomedusae), die voornamelijk van vissen leven, die ze met hun lange kleverige tentakels buit maken. Het gif van de netelcellen is ook voor mensen zeer gevaarlijk. Dobbelsteenkwallen komen voornamelijk in warmere wateren voor. De soorten van het geslacht Carybdea kunnen ’s nachts oplichten.
De in onze streken voorkomende grote kwallen horen tot de orde van de wimpelkwallen (Semaeostomae). Ze zijn door een vlak, plat scherm met meestal zeer lange mondarmen gekenmerkt.
De beide op onze breedten voorkomende Cyanea soorten kunnen voor ons bij het baden uiterst hinderlijk zijn. Hun tentakels kunnen een lengte bereiken van 20 meter of zelfs meer. Hierdoor worden de dieren in staat gesteld, in een groot gebied hun prooidieren te vinden, om zo in hun zeer grote voedselbehoefte te kunnen voldoen. Heel onaangenaam is de netelbrand van de tropische Dactylometra soorten.
Geheel ongevaarlijk is daarentegen de oorkwal, Aurelia aurita, wiens geslachtsorganen als rode of violette, oorvormige lijnen door het scherm schemeren. Oorkwallen worden vaak in grote zwermen aangetroffen.
In tegenstelling tot het merendeel van de kwallen is de zeer mooie kompaskwal tweeslachtig. Vooral in de maanden augustus en september kunnen wij ze in de Noordzee in grote getale aantreffen. Chrysaora behoort tot de ’s nachts oplichtende zeedieren, hoewel ze in dit opzicht niet kan wedijveren met de lichtkwal, Pelagia cyanella. Evenals de meeste lichtgevende dieren straalt hij slechts licht uit bij irritatie; dan echter is het een groen-witte vuurbol. Pelagia leeft in de Atlantische Oceaan langs de kusten zowel als in open zee. Een poliepenstadium ontbreekt in zijn ontwikkeling.
De wortelkwallen (Rhizostomeae) missen geheel een tentakelrand, zowel als een mondopening. De samengegroeide mondarmen hangen als acht lappen omlaag en zijn dicht onder het scherm bloemkoolachtig van structuur. De geheel uit de allerkleinste planktonorganismen bestaande voeding wordt door een groot aantal kleine openingen met behulp van wimpers in het maagdarmkanaal binnengewerveld. In de Middellandse Zee wordt Rhizostoma vaak in reusachtige zwermen aangetroffen. Nog talrijker is daar soms Cotylorhiza tuberculata, die door in symbiose levende algen bruingroen gekleurd is. Wortelkwallen worden vaak door zwermen jonge vissen begeleid.