Orde Charadriiformes Pleviervogels Onderorde Charadrii Steltlopers Familie: Jacanidae Jassana’s (Actophilornis, Hydrophasianus, Irediparra, Jacana, Metapidius, Microparra)
De verwantschap tussen de verschillende groepen in de orde van de pleviervogels berust op talloze anatomische kenmerken. Toen men ze nog niet allemaal kende en kon vergelijken, plaatste men ze op grond van hun uiterlijke verschijning in vaak heel andere groepen. Ze leven overwegend in natte gebieden maar enkele in droge streken en ze voeden zich vrijwel uitsluitend met dierlijk voedsel. Op enkele uitzonderingen na zijn mannetjes en wijfjes gelijk gekleurd. Men kan ze onderverdelen in drie goed te onderscheiden onderorden met 17 families. Als eerste behandelen we de jassana’s, die in uiterlijk en in hun manier van bewegen aan rallen doen denken.
Ze hebben naar verhouding de langste tenen van alle vogels met bovendien lange nagels, zodat ze gemakkelijk over drijvende waterplanten kunnen lopen in hun tropische broedgebieden. De vleugels zijn van een spoor voorzien, die gebruikt wordt bij gevechten met rivalen. De iets grotere wijfjes broeden niet. Hun eieren, die eruit zien of ze gelakt zijn, leggen ze in een aantal nesten bij verschillende mannetjes, die verder voor de broedzorg zorg dragen. De waterfazant dankt zijn naam aan de lange fazantachtige staart. Bij overstromingen kan hij zijn eieren veilig overbrengen naar een nieuwe, hogere broedplaats.
De echte jassana’s worden in Afrika vertegenwoordigd door de kleine-jassana, madagascarjassana en de lelieloper, in India door de bronsvleugeljassana en in Australië door de australische-jassana. Amerikaanse vormen zijn de mexicaansejassana en de zuidamerikaanse-jassana, met opvallende gele vleugels, een geel of rood voorhoofdschild en een scherpe, gele spoor aan de vleugels.