Gepubliceerd op 30-05-2019

Pinguïns

betekenis & definitie

Familie: Spheniscidae Pinguïns (Aptenodytes, Eudyptes, Eudyptula, Megadyptes, Pygoscelis, Spheniscus)

Bij de pinguïns heeft de aanpassing van het leven in het water zijn hoogtepunt bereikt. Deze vogels hebben een spoelvormig lichaam, waarbij de geheel aan het uiteinde geplaatste poten samen met de staart als roer dienen en de kleine vleugels omgebouwd zijn tot roeiorganen. Hierdoor kunnen deze dieren een nieuwe methode van voortbeweging toepassen, het „vliegen onder water“. Ook de veren zijn omgevormd, tot een soort kleine schubben, die dakpansgewijs over elkaar liggen. Een dikke onderhuidse speklaag dient als warmteïsolatie en als voedingsreserve. Ze kunnen 20 m diep duiken en 2 m hoog boven het water uit springen, hetgeen aan rotskusten of steile ijskanten vaak nodig is.

De snavel is bekleed met een aantal gescheiden hoornplaten, wat op verwantschap met de stormvogels duidt. Op het land bewegen ze zich gemakkelijk voort op hun krachtige poten en ze kunnen 300 km te voet af leggen.

Hun voedsel bestaat uit kleine vissen, kreeftachtigen en inktvissen, die ze onder water bemachtigen. Tijdens het broeden kunnen ze vele weken vasten. Pinguïns leven sociaal, vooral in de broedtijd, als ze enorme kolonies vormen. Bij de keizerspinguïn neemt het mannetje het ei van het wijfje over, om het alleen uit te broeden, op zijn voeten, onder een huidplooi van de buik, soms bij een temperatuur van -50 °C. Als na 62 dagen het jong uit het ei komt, keert het wijfje pas weer terug. Bij de koningspinguin lossen de partners elkaar bij het broeden af.

De jongen groeien gezamenlijk in een crèche op, waar ze slechts eens in de twee weken gevoerd worden. De leefwijze van de adéliepinguin is het best bestudeerd. Deze legt evenals andere kleinere pinguïnsoorten twee eieren, die 35 dagen worden bebroed, waarbij het mannetje 6 weken moet vasten. Bij de keelbandpinguïn vinden we de grootste broedkolonies, met vele miljoenen vogels. De ezelspinguïn laat een ezelachtig gebalk horen en de rotspinguïn kan met zijn scherpe klauwen goed tegen steile rotswanden opklimmen. De rotspinguïn brengt na de broedtijd 3-5 maanden op zee door en laat zich met de zeestromen noordwaarts drijven.

Zwartvoetpinguïns begroeten elkaar door met de snavel en de hals langs elkaar te wrijven. Om te broeden graven ze vaak een hol in zand of leem. De schuwe kleine-blauwe-pinguïn heeft een nachtelijke leefwijze en broedt in holen.

< >