Gepubliceerd op 30-05-2019

Mosselen (deel 3)

betekenis & definitie

Onderorde Adapedonta Superfamilies: Solenacea (Ensis, Pharus, Solen), Saxicavacea Rotsboorders (Saxicava), Myacea Gapers (Mya), Adesmacea Boormossels (Pholas, Teredo, Zirfaea)

Onderorde Anomalodesmata Superfamilies: Pandoracea (Pandora), Clavagellacea (Brechites), Poromyacea (Cuspidaria, Thracia)

Mes- of sabelvormige gestalten hebben de Solenacea. De lange ronde voet veroorlooft hen een snel ingraven in de beschuttende bodem. De voet boort zich in de grond, verankert zich daarin, doordat zijn spits zwelt, en trekt de schaal naar beneden. Op deze wijze kan een messchedemossel zich binnen korte tijd volledig ingraven. Alleen de korte siphonen steken boven het oppervlak uit. Nog dieper kan de strandgaper in de wadbodem dringen, want zijn tot een gemeenschappelijke koker vergroeide siphonen bereiken een meervoudige lichaamslengte. Bij verontrusten trekt deze aan onze kusten veel voorkomende mossel de siphonenkoker in.

Mosselen uit de groep van de Saxicavacea dringen in rotsspleten binnen. Enige soorten boren met behulp van hun schalen gangen in zacht gesteente. Kalkgesteente wordt ook door afgescheiden zuren aangetast. Uit de boorgaten steken de mosselen de siphonen naar de oppervlakte van het gesteente. Erg schadelijk voor de mensen is de boorbekwaamheid van de Adesmacea.

De uit elkaar klappende en aan de voorrand gegroefde schalen zijn als een rasp, die de mossel het inboren in kalkgesteente, turf en gezonken hout mogelijk maakt. De ook in de krijtklippen van Helgoland borende gewone-boormossel scheidt bij verontrusting helder lichtend slijm af. Bij de paalworm zijn de schalen vergaand gedegenereerd. Zij zijn tot een aan de voorzijde van het dier liggend boorapparaat veranderd. Teredo boort diepe gangen in houten scheepsrompen en vernietigd evenzo haven- en kustbescherming, voor zover zij van hout zijn. Het afgeraspte hout wordt door de mossel opgenomen en verteerd.

Evenmin als de paalworm is de gekraagde-zeefmossel op het eerste gezicht als mossel te herkennen. De beide kleine schaalkleppen zijn met een lange kalkkoker vergroeid, die het gehele dier omhult. De voorkant van het omhulsel is door een zeefachtig doorboorde sluitplaat begrenst. Met deze voorkant staat het dier in de bodem, de siphonenopening steekt in het open water. De dunschalige dunschelpmossels hebben weliswaar ongelijke schaalkleppen, maar zijn in gestalte en levenswijze typische mosselen. De Poromyacea zijn diepzeebewoners en hebben sterk gedegenereerde kieuwen.

< >