Gepubliceerd op 30-05-2019

Glasogen, Tasmaanse snoekjes, Hondsvissen

betekenis & definitie

Families: Argentinidae Glasogen (Argentina), Galaxiidae Tasmaanse snoekjes (Galaxias), Daliidae (Dallia), Esocidae Snoeken (Esox), Umbridae Hondsvissen (Umbrd)

De nauw aan de zalmen verwante glasogen, ook wel zilveren goudzalmen genoemd, zijn evenals die groep, van een vetvin voorzien. Ze bewonen de diepere delen van de zee. De tasmaanse-snoekjes, ook wel antarctische-snoekjes, hebben een merkwaardige verspreiding, antipoden van de gewone snoeken zou je kunnen zeggen, in het uiterste zuiden van Australië, Tasmanië, Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika en Zuid-Amerika. Ze komen langs de kusten voor in zeewater en in zoetwater. Sommige soorten zijn katadrome trekvissen. Hun verspreiding wordt verklaard door het bestaan hebben van een zuidelijk oercontinent, dat uiteen gescheurd is.

De snoeken, als rovers van het noordelijk halfrond, zijn beter bekend. Een van hun kenmerken is de eendensnavelachtig gevormde bek, welke met scherpe tanden is bezet. Het is een van de vraatzuchtigste roversgeslachten, die niet aarzelen enig dier dat in hun bereik komt op te slokken, tot bijna hun eigen lengte. De grote amerikaanse-snoek of maskulonge van de Indianen kan tot 30 kg lichaamsgewicht uitgroeien. De Europese snoek haalde in vroeger tijd wel een gewicht tot 50 kg. De kettingsnoek uit N. Amerika is een kleine soort, ook wel zwarte-snoek genoemd, en met populaties van onze snoek meegeteld heeft Amerika dus 4 soorten, tegen slechts twee soorten in Europa en Azië.

Snoeken paaien in het vroege voorjaar, graag op ondergelopen weilanden. Hun klevende eitjes worden daar en masse gevonden. Plaatselijk zijn snoeken wegens hun stevig wit vlees gezochte consumptievissen, en de verzamelde eitjes worden dan ook in speciale kwekerijen tot ontwikkeling gebracht, waarna het jongbroed wordt verzonden om op geschikte plaatsen te worden uitgezet (pootvis).

De hondsvissen en dallias zijn verwant aan de snoeken. Hondsvissen zijn vreedzame kleine vissen uit langzaam stromende of stilstaande wateren met rijke plantengroei. In Amerika leven drie soorten, in Europa slechts één. Ze worden wel als aquariumvissen gehouden. De dallias met hun spitse kop, in tegenstelling tot de afgeronde kop van de hondsvissen, komen daarmee in vinnenbouw overeen. Ze leven in poelen en plassen van Alaska en het Tsjoektsjenschiereiland van Noord-Oost Siberië, waar ook ’s-zomers nog ijs voorkomt.

In de winter woelen ze zich in de modder en laten zich invriezen. Zolang ze slechts oppervlakkig bevriezen, maar dus niet hun lichaamssappen, is er geen gevaar.

< >