Gepubliceerd op 30-05-2019

Cicadeachtigen of plantenluizen

betekenis & definitie

Orde Homoptera Cicadeachtigen of plantenluizen Families: Cicadidae Zangcicaden (Cicada, Cicadetta, Magicicada, Platypleura, Tosend), Jassidae Dwergcicaden (Graphocephala, Tettigella, Typhlocybd), Cercopidae Schuimcicaden (Philaenus), Psyllidae Bladvlooien (Psylla, Psyllopsis), Fulgoridae Lantaarndragers (Dictyophara, Flata, Lanternaria, Phricus), Membracidae Helmcicaden (Bocydium, Sponsophorus, Centrotus, Heteronotus, Oeda, Umbonid)

Bij de cicaden hebben we te maken, zoals ook hun andere naam reeds zegt, met uitgesproken plantenzuigers. Met hun zuigstekel steken ze in die planten, waarvan het sap hen als voedsel dient. De meeste soorten hebben vliesachtige, doorzichtige, slechts door aderen gesteunde vleugels, waarbij de voor- en achtervleugels ongeveer gelijk gebouwd zijn en daardoor onderscheiden ze zich van hun naaste verwanten de wantsen. Een van de opvallendste kenmerken van de zangcicaden is hun vermogen, zeer luide tonen voort te brengen.

Mogen deze geluiden soms welluidend genoemd worden, meestal betekenen ze, vooral bij tropische soorten, een oorverdovend lawaai. De tonen worden voortgebracht in holten, vooraan de onderkant van het achterlijf, welke met deksels zijn gesloten en waarin trommelvliezen zijn gespannen. Deze vliezen worden met spieren in trilling gebracht en veroorzaken zo het geluid. Deze geluiden worden uitsluitend door de mannetjes geproduceerd. De meeste cicaden zingen alleen overdag bij felle zonneschijn en verstommen meteen zo gauw de zon door een wolk bedekt wordt. Iedere soort heeft zijn eigen zangtechniek.

Iemand met een geoefend oor kan dan ook de soorten aan hun gezang herkennen. Zoals reeds eerder gezegd, zijn deze geluiden niet welluidend. Vaak doen ze ons denken aan de geluiden welke ontstaan bij het slijpen van messen of aan het zagen met een cirkelzaag. Andere herinneren ons weer aan luid gefluit of aan het knetteren van vlammen. De grootste zangcicaden hebben hun verspreiding voornamelijk in de tropen, daarbuiten komen slechts enkele soorten voor. Zo zijn er in Midden-Europa slechts drie soorten bekend, welke dan alleen nog maar op warmere plaatsen voorkomen.

Omdat cicaden zeer schuwe dieren zijn en reeds bij het minste of geringste gerucht verstommen, om dan bliksemsnel weg te vliegen, horen we ze vaak eerder dan dat we ze te zien krijgen. In China en Japan worden deze kleine zangers wel in kooitjes kunstig uit notenschalen gesneden meegedragen. De grote gewone cicade is vooral in het Middellandsezee gebied verspreid, een veel grotere verspreiding heeft echter de kleine bergcicade welke over grote delen van Europa voorkomt. Een opvallend lang leven heeft de zeventienjaarscicade uit NoordAmerika, deze heeft zijn naam te danken aan het feit dat hij als larve zeventien jaar onder de grond doorbrengt. Sommige soorten in de tropen bereiken een aanzienlijke grootte, bv. de maskercicade. De talrijke dwergcicaden zijn klein, slank, vaak bontgekleurd en kunnen soms zeer schadelijk zijn voor bepaalde cultuurgewassen.

Allen zijn door hun krachtige achterpoten in staat grote sprongen te maken. Inheems zijn de oorcicade en de rooscicade van deze groep. De schuimcicade, spuugbeestje, is eveneens een nietig diertje, dat echter door het geproduceerde schuim, het koekoeksspog of koekoeksspeeksel, opvalt. Vooral in de zomer kunnen we dit diertje talrijk vinden tussen het gras in het weiland. Het schuim dat alleen door de larven afgescheiden wordt, heeft vooral een beschermende functie, zowel om het uitdrogen tegen te gaan, als om de vele vijanden te weren. Over de samenstelling en de manier van aanmaken van het schuim is nog niets bekend. Wel weten we dat het schuim uitgescheiden wordt met behulp van lucht.

Bladvlooien zijn kleine insekten met tere vleugels, die schadelijk kunnen zijn voor planten, zowel in het larvale stadium alsook als volwassen dier. Hiertoe behoren o.a. de appelbladvlo en de eikenbladvlo. Naast het zuigen houdt ook het afzetten van honingdauw op de planten een gevaar in, hierdoor kunnen vaak schimmelziekten op de planten ontstaan, waardoor de plant veel te lijden kan hebben of zelfs kan afsterven. De lantaarndragers hebben veelal een merkwaardig verlengde kop en in tegenstelling tot hetgeen men vroeger meende, zijn ze niet in staat licht te geven. Niettemin hebben ze vaak bizarre vormen en zijn de bonte kleuren indrukwekkend. Vlindercicaden worden sommige soorten genoemd, omdat ze door hun brede, en mooi gekleurde vleugels hier inderdaad op lijken en er ook vaak mee verwisseld worden.

Nog eigenaardiger van vorm zijn de helmcicaden, waarbij soms de meest fantastische en bizarre vormen kunnen voorkomen. Het ruggedeelte en het borststuk is bezet met lange haken, doorns, stengels of kogeldragende stekels, waarvan de betekenis onbekend is. Veel helmcicaden lijken op plantenorganen zoals doorns (bv. Umbonia), of op een dood blad (bv. Oeda), we spreken hier dan van plantenmimicry.

Alle kleine cicaden gaan voor stom door. De nieuwste onderzoekingen hebben echter aangetoond, dat sommige soorten ook geluiden voortbrengen, deze liggen echter in het ultrasone gebied en zijn daarom alleen met behulp van technische apparatuur waar te nemen. Onder de verschillende families kleine cicaden komen soorten voor waarvan de larven of de volwassen dieren een wasachtige stof afscheiden. Dit schijnt te dienen voor de bescherming. Hun natuurlijke vijanden zijn de sluipwespen. Ook kunnen de cicaden door het zuigen op het blad, de plant misvormen (gallen).

< >