Teelt na 1850 begonnen. Van 1861-70 nog slechts 31 ha, van 1930-39 1800 ha (Nederland 43895 ha).
Na W.O. II ca. 4500-5000 ha.
De laatste tijd minder. In 1956 3169 ha (kleibouwstreek 1809 ha, kleiweidestreek 600 ha, Wouden 723 ha, veenweidestreek 108 ha, eilanden 29 ha).
Gebruikt als veevoer in eigen bedrijf. In kleibouwstreek verkoopt men V. naar Fr. weidegebieden.
Naar het percentage droge stof in de F. onderscheidt men Rijkmakers en Ovale F., Groenkragen hoog en Groenkragen laag gehalte, Barresbieten en Stompvoeten. De eerste groep (droge-stofgehalte 19-21 pct.) lang in Frl. op kleigrond (nog 29 pct. van het areaal).
Groenkragen nu meer dan vroeger. Op het zand 6 pct.
F. (Nederland ca. 2 pct.).
Percentage Groenkragen hoog gehalte op de klei 71 pct., op het zand 90 pct. (Nederland ca. 66 pct.).
De F. uit de groep met laagste drogestofgehalte momenteel van geen betekenis (‘mangels’). Voor W.O.
II in Barradeel veel het ras Riwes. Nu Friso, Alpha, Groeninga en Bison. zie Suikerbieten.