Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

ROMAN

betekenis & definitie

in de Fr. literatuur. De eerste werken die enig recht op deze naam hebben, zijn: E.

Halbertsma, De Jonkerboer; H. G. v. d.

Veen, De Kaertlizzer; Wal. Dijkstra, De sulveren rinkelbel (alle drie 1856); de 'R.s' van de laatste zijn meer volksvertellingen in één kader ondergebracht, evenals de langere, ouderwets-romantische verhalen uit volksleven en historie van J.

P. Asman, D.

Hansma, P. G.

Bleeksma.De eerste moderne R.-schrijvers zijn R. Brolsma (naturalistisch) en S. Kloosterman (neoromantisch). Hoewel de meeste Fr. R.s van de moderne tijd uiteraard een ‘regionaal’ karakter hebben, behoort maar een deel tot de ‘boeren-R.’ (zie Boer (in de literatuur)). Sommige schrijvers (R.

Brolsma, A. Brouwer) bestrijken breder gebied: familie- en sociale R.; bij Brolsma vaak een ironische kijk op het dorpsleven, evenals bij Sj. v. d. Schaaf. Het leven van de ‘kleine luyden’ vindt men beschreven bij de chr. schrijvers W. Cuperus, P. Akkerman, H.

Lodewijk e.a.; het werk van N. J. Haisma wordt beheerst door de problematiek Frl.-Indië. De historische R. is vertegenwoordigd door S. Kloosterman, J. P.

Wiersma, Ypk fan der Fear, Y. Poortinga, L. Brolsma, A. J. Wybenga. Detective-R’s schreven o.a.

Sj. v. d. Schaaf, G. Burgy, P. Terpstra, G. Bijker. De sfeer van de stad en het buitenland wordt uitgebeeld in R.s van A.

Wadman, P. Terpstra, J. P. Wiersma, J. Spanninga-Posthuma, R. Postma-Stolk.

Na W.O. II is de Fr. R.-produktie zeer toegenomen, soms ten koste van de kwaliteit: er komt scheiding tussen R.s van literaire waarde en eenvoudige volkslectuur (vooral in de uitgaven van de Kristl. Fr. Folksbibleteek). Naar de vorm zijn de meeste Fr.

R.s vrij ouderwets; de ‘flash-back’ is zeldzaam en men stelt beschrijvingskunst boven vernuftige intrige ; een gematigd naturalisme voert de boventoon, bij sommigen in sneller en gejaagder stijl (Haisma, Fan der Fear, Terpstra). De in het Nederlands geschreven R.s die in Frl. spelen (Th. de Vries, Sj. Leiker, Evert Zandstra, G. Mulder e.a.) rekent men formeel niet tot de Fr. literatuur. Zie: Th. de Vries, Fr. Stilistyk (1937), 89-91; A. Wadman, Krit.

Konfoai (1951), 9-126; De Kath. Fries (aug. 1956), 23-28.

< >