Titel voor het hoofd van sommige Italiaanse steden (podestà), misschien door de kruistochten van 1228 bij de Friezen bekend. Volgens het (valse) Karelsprivilege werd de P. gekozen door de ‘consuls'; hij mocht ridders slaan.
De aprocriefe geschiedschrijving noemt de P. al in de Noormannentijd.De enigen, als P. tot hoofd van Frl. tussen Vlie en Lauwers gekozen, waren echter Juw Juwinga (1396) en Juw Dekema (1493), maar alleen door de Schieringers erkend. Bij de aanstelling van Albrecht van Saksen is de titel P. nog wel genoemd; Jancko Douwama wilde de door de Friezen gekozen keizerlijke stadhouder zo noemen (1522). Zie: Ph. Heek, Die altfriesische Gerichtsverfassung (Weimar 1894), 431-491.