(Grimma 1443-Emden 12.9. 1500). Sinds 1482 hertog van Saksen-Meissen.
Opgevoed in Wenen, was A. een trouw vriend van keizer Maximiliaan, die hij herhaaldelijk hielp.Als stadhouder en veldheer in de Nederlanden bedwong A. het verzet (1488-92) en schoot de kosten voor. Voor die schuld van 275 000 guldens droeg Maximiliaan hem de heerschappij over Frl. op met de titel gubernator. Hiervan onwetend riepen de Schieringers van Westergo A. te hulp tegen Groningen. Hij stuurde troepen en op 30.4.1498 erkende Westergo A. als heer. Na militaire successen (onderwerping van Lwd.) erkenden Oostergo en Westergo hem als gubernator en potestaat. Keizer en Rijksdag benoemden A. 20.7.-
1498 tot stadhouder. Filips de Schone stond hem 18.3.1499 de rechten van Holland af, met recht van terugkoop voor 250 000 (schuld van Bourgondië) en 100 000 gulden (schuld van keizer en rijk). In juli
1499 liet A. zich met zijn jongste zoon Hendrik, de toekomstige opvolger, als heer huldigen, ook door de Zevenwouden, niet door de Stellingwerven en Groningen. A. organiseerde het bestuur (kanselier en raden, grietmannen) en vertrok. Hendrik bleef als bestuurder achter in Franeker. In 1500 kwamen de Vetkopers in opstand, belegerden Franeker, verschansten zich bij Bomsterzijl, maar werden doorzl. en graaf Edzard van Oostfrl. onderworpen. Ook met Groningen kwam het tot een vrede (21.8.1500).
Zie: J. S. Theissen, Centraal gezag en Friesche vrijheid (Groningen 1907); N.B.W. 1, 62-69, met litt.; Repert., 222.