Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

KWELDERFLORA

betekenis & definitie

Langs de Waddenzeekust, de noordkust van het vasteland en vooral de zuidkust der eilanden is een goed ontwikkelde K. Sinds de totstandkoming van de Afsluitdijk is er langs de Zuiderzee veel veranderd.

Deze flora bestaat uit planten die in het zoute milieu kunnen leven. Op het Wad waren vroeger uitgestrekte begroeiingen met zeegrassoorten, die ca. 1932 door een ziekte te gronde gingen.

Het groot zeegras is nu vrij schaars. Wordt het slik hoger, dan komen er vaak zeekraalvelden en elders zeeasters of Engels slijkgras, dat oorspronkelijk voor de landaanwinning werd aangeplant.

Waar deze soorten leven, gaat de aanslibbing zeer snel. Spoedig zijn er grassen en kan men van een (lage) kwelder spreken.

Het voornaamste gras is hier het kweldergras, dat zoet van smaak is, zodat men hier reeds schapen kan weiden.Daarnaast komen voor rood zwenkgras, schijnspurriesoorten, melkkruid, klein schorrekruid, lepelblad, zeeweegbree, aardbeiklaver, obionesoorten en ronde rus. Op iets zandige plaatsen (randen van slenken) ziet men lamsoor en zeealsem. Op de hogere kwelder is rood zwenkgras het belangrijkste en daarnaast een zilte vorm van fioringras. Engels gras groeit hier soms veel, en ook enkele kweeksoorten. Op open plaatsen veel zilt vlotgras. Verschillende van deze planten staan ook langs het buitentalud der dijken, waar plaatselijk ook de hertshoomweegbree veel voorkomt.

Een bijzondere begroeiing is nog te vinden in de vloedmerken, waar in het aanspoelsel o.a. zeeraket en soms de uiterst zeldzame strandbiet en zeldzame meldesoorten voorkomen. Een met de K. sterk overeenkomende begroeiing vindt men soms vrij ver binnenslands. Een goed voorbeeld hiervan is het Klaarkampster meertje N. van Rinsumageest (zeeaster, melkkruid en zelfs een uitgesproken zoutplant als de zeekraal).

Zie: Ned. Kruidk. Arch. (1937, 1943); De levende Natuur (1949); Vanellus (1951).

< >