Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

BEKKER, Balthasar

betekenis & definitie

predikant-theoloog (Metslawier 20.3.1634-Amsterdam 11.6.1696). Na opleiding bij vader thuis (bijbelonderwijs) student te Groningen (1650) en Franeker (1654).

Rector aldaar (1655), predikant te Oosterlittens (1657), promoveerde 1665. Preekte (iets nieuws) geregeld ook ’s zondagsmiddags en catechiseerde voor de jeugd (Gerijmde kinderleer).

Na verlies van eerste vrouw Elsje Walkens (1664) pleitte hij voor lijkpredikaties. Vele vijanden. 1666 predikant te Franeker: catechisatieboekjes over de Heidelbergse Catechismus voor jong en oud (Vaste spijze), gaf les aan studenten.

Ca. 1670 van Cartésianisme verdacht, later ook van Socianisme. Was noch Coccejaan noch Voetiaan.

Om de Vaste spijze veel last. Het boek werd verboden.

De overheid (door Joh. Wubbena?) tegen B.

Hoewel de kerk hem op allerlei wijze hinderde, toch in 1672 op de voorgrond.

B. was een bijbels theoloog, maar tevens een zelfstandig denker.

Beroep naar Loenen (1674) een bevrijding. Daarna Weesp (1676), Amsterdam (1679).

Schreef veel. Bekendste boek de Betoverde Werelt (1691-93) ; 1692 afgezet.

Zijn in Frl. geschreven werk gebundeld in De Friesche godgeleerdheid (1693). 1696 te Jelsum in het familiegraf van zijn tweede vrouw Frouck Fullenius bijgezet. Gedenkplaat in de kerk te Metslawier.Zie: B.W.P.G. i, 389-412; W. P. C. Knuttel, B.B. (Den Haag 1906); Reg. Leeuw. Cour., 28: Repert., 227.

< >