Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

ARMENZORG

betekenis & definitie

Reeds voor de Armenwet (1854) bestonden burgerlijke instellingen voor A. in Frl., naast de kerkelijke, maar in de jaren 80 schoot de hulp te kort (zie Landbouwcrisis). Toch was Frl. een der prov, met de meeste burgerlijke armbesturen.

In Lwd. waren er tot voor kort nog drie: de Gem. Instelling voor Maatschappelijk Hulpbetoon (M.H.), het Stadsziekenhuis en het Nieuwe Stadsweeshuis.

Het Stadsziekenhuis werd met ingang van 1.1.1954 als instelling van weldadigheid opgeheven, het Nieuwe Stadsweeshuis is 1954 gesloten. De nood van 'arme' zieken en wezen was verdwenen.Vele Fr. armbesturen exploiteerden een armhuis. Na W.0.11 zijn verschillende door bejaardentehuizen (-centra) vervangen (zie Bejaardenzorg). De armbesturen hadden een armmeester; de tegenwoordige gem. diensten voor sociale arbeid beschikken over een deskundig apparaat. De directeur van de dienst is doorgaans secretaris van M.H. Deze diensten bemoeien zich behalve met de burgerlijke A. ook met verlerlei andere zorg. In de 19de eeuw werd behalve geld ook hulp in natura geboden.

Ondersteuning met ƒ 0,75 per week, plus één of meer broden, kwam voor. Erwten, bonen, spek en turf werden geregeld verstrekt. In de Grote Kerk te Lwd. was voor de uitreiking van broden een aparte kamer, die het burgerlijk armbestuur ook wel gebruikte. Later had dit zelf zo’n Armenkamer. De broodverstrekking schijnt ca. 1900 beëindigd; in 1936 verstrekte de Stadsarmenkamer nog erwten en spek uit een legaat van Juke Gravius.

< >