Westzaans bedrijf dat zich toelegde op de produktie van het voor baby’s en peuters zeer voedzame kindermeel.
Het bedrijf ontstond bij toeval in 1888. Pieter →Molenaar probeerde met pelmolen De →Duinmeier door het aannemen van allerlei maalklusjes het hoofd boven water te houden. De gerstpellerij was, door de concurrentie van de met stoommachines werkende familie →Laan, niet lonend; Molenaar ging daarom rijst pellen.
Een van de vaste klanten van Pieter Molenaar was de huisarts te Westzaan, dr. J. van den Broecke, die Molenaar in 1888 vroeg rijst geschikt te maken voor consumptie door een zieke baby. Molenaar ging aan het werk met een koffiemolen en verkreeg zo een soort meel. De baby knapte snel op. Dit bleef niet lang geheim en andere huisartsen en ook particulieren klopten bij Molenaar aan. Al snel kreeg hij orders uit de hele Zaanstreek. Dit bracht hem tot de beslissing het ‘Kindermeel’ (waarvan hij het recept geheim hield) fabrieksmatig te gaan produceren.
In zijn eerste jaar (1896) fabriceerde Pieter Molenaar 700 pakjes; daarna breidde de produktie zich snel uit: in 1901 was de produktie gestegen tot meer dan 100.000 pakjes. Na de installatie van een gasmotor (1905) nam de capaciteit verder toe. Rond die tijd werd ook begonnen met export. In 1908 werden bijna een half miljoen half-ponds pakjes verscheept. Produktie in de molen werd langzamerhand een probleem. Met zijn financier (bakker Swart uit Zaandijk) zocht Molenaar daarom naar een fabrieksruimte met verdere uitbreidingsmogelijkheden, niet langer in de polder, maar liefst aan goed vaarwater, zodat de aanvoer van grondstoffen en de afvoer van produkten vergemakkelijkt werd.
Zo’n plek werd gevonden aan de Nauernase Vaart bij Westzaan. In augustus 1911 werd de nieuwgebouwde, met stoom aangedreven, nieuwe fabriek geopend. Hier werd de expansie verder doorgezet. In 1913 werd een tweede deel van de fabriek, waarin onder meer de eigen pakkerij was gevestigd, geopend. In 1920 werd de eerste automatische pakmachine geïnstalleerd; het aantal werknemers daalde hierdoor van veertig naar dertig, maar zou nadien weer stijgen.
Door gerichte reclame (naar moeders en artsen) werd Molenaar’s Kindermeel een begrip. Vrijwel iedere Nederlandse baby at in de jaren ’20/’30 het (nog steeds volgens geheim procédé gemalen) rijstemeel. De produktie liep steeds verder op. In de jaren voor en na de oorlog produceerde Molenaar tussen de vier miljoen en de vijf miljoen pakjes per jaar.
De crisis had weinig gevolgen voor het Westzaanse bedrijf; op het voedsel van de baby mocht niet worden bezuinigd, redeneerden de moeders. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was de situatie heel wat moeilijker. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was nog een beperkte aanvoer van grondstoffen mogelijk geweest, maar na 10 mei 1940 kwam de aanvoer geheel stil te liggen. Gelukkig had de regering grote voorraden aangelegd en stond Molenaar vooraan als er contingenten werden toegewezen. Vanaf 1943 ging men ook mengsels met tarwe en rogge produceren; daardoor heeft de fabriek nooit echt stil gestaan.
Na de oorlog kwam de produktie snel op gang. De regering had al voor de Duitse capitulatie de aanvoer van rijst veilig gesteld. Molenaar's Kindermeel kwam (nog even) tot hernieuwde populariteit. De opkomst van andere soorten babyvoeding (onder meer melkvoeding van Nutricia, instant maaltijden en tenslotte de groentepotjes van Olvarit) deed het belang van Kindermeel echter afnemen. De derde generatie van Molenaar en Swart besloot in 1969 de leiding over te dragen.
Het bedrijf werd verkocht aan de Verenigde Veluwse Melkfabriek te Nunspeet. Tot 1974 bleef de produktie te Westzaan gehandhaafd, daarna werd deze verplaatst naar de fabriek van de Leeuwarder Coöperatieve Condens Maatschappij (CCM) te Leeuwarden. In 1975 werden de laatste afdelingen te Westzaan gesloten; twee jaar later werd begonnen met de sloop van de bedrijfspanden.
De CCM bleef tot het midden van de jaren ’80 eigenaar van het merk. Na een ingrijpende reorganisatie van dit in moeilijkheden gekomen bedrijf werd Molenaar’s Kindermeel overgedaan aan het Duitse Milupa-concern. Dit ‘pudding-concern’ (hoofdvestiging Friedrichshaven) heeft in Amersfoort haar Nederlandse vestiging.