Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Wych(g)el

betekenis & definitie

Groninger regentenfamilie. Simeon Wychel (1618-1676) uit Altona, jurist, was syndicus van de Ommelanden (1653) en raadsheer.

Zijn zoon Lodewijk Wychel (1656-1720) trouwde een dochter van de raadsheer en provinciaal rentmeester Hendrik ten Berge, in wiens fraudezaak hij financieel betrokken raakte. Was gezworene, later secretaris van het Krijgsgerecht (1692). Erfde van zijn ouders Schattersum te Schildwolde. Lodewijks zoon Hendrik Wychel (1685-1755) was gezworene, raadsheer, later (1737) burgemeester.Een kleinzoon van de laatste, Hendrik Louis Wychgel (1757-1830), verwierf uit de nalatenschap van zijn vrouw Hermanna van Gesseler (1757-1798) het Huis te Lellens en Klinkenborg in Kantens. Was jurist, maakte ten tijde van de Republiek geen carrière. Bekleedde ook later geen functies van betekenis: was in de Bataafs-Franse tijd fiscaal ad interim van Fivelingokwartier en plaatsvervangend vrederechter te Loppersum, lid van de gemeenteraad van Ten Boer, later lid van de Provinciale Staten. Zijn broer Jan Geertsema Wychgel (1758-1820) was de laatste heer van Schattersum. Was kantonrechter te Appingedam. Door koop kwam Lellens aan zijn nazaten, die het huis in 1897 lieten afbreken.

Lit: Formsma, Ommelander borgen en steenhuizen; Hempenius-van Dijk, Weeskamer, P.J. van Winter, De lijsten der hoogstaangeslagenen in het departement van de Westereems II ('s-Gravenhage 1955).

< >