Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Straatroepen

betekenis & definitie

Vaste, soms rijmende uitroepen waarmee straatventers de aandacht vroegen, vroeger ook in Stad en Lande ten gehore gebracht. Een visverkoper die met een schuit met schol in het Boterdiep lag riep bijv.: Hier op aan vraauwlu, hur! Broadschol, broadschol! In ’t Botterdaip ligt n bootje mit leventege broadschol! Muntendammer haringventers riepen: Herens as spek, / Blaank in de bek, / Rood in de kaiwen! En koolverkopers uit die plaats: Hogelaandster boeskool, achttien stuver 't vöddel [= 26, het vierde van ioo plus een].

Ook de kiepkerels (hannekemaaiers) kwamen soms binnen met een rijmpje als: Potlood of swaart kriet / Wik wel geern kwiet. / Nootmuskoaten / Zunder goaten, / Peper en noagelgroes / Nog genog in hoes? / Kenail / Gemoalen of hail; / Inkt dat nait stinkt, / Kovvie of tee, nee ... / Sokkeloa is veul lekkerder.Lit: Ter Laan, Volksleven II. 75-76, uo, 154-155.

< >