Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Sijmons, barend

betekenis & definitie

(Rotterdam 1853 - Groningen -933)

Ook Symons. Germanist. Bezocht het gymnasium te Hannover, studeerde in Leipzig Germaanse filologie en promoveerde daar in 1876. Hij was een jaar leraar aan de HBS in Sneek. Ten einde daarvoor onderwijsbevoegdheid te verwerven behaalde hij de akte Duits MO, maar hij bleek later een van de felste bestrijders te zijn van de MO-akten, omdat die z.i. de algemene ontwikkeling der aanstaande docenten niet garandeerden. In 1878 werd hij, 25 jaar oud, in Groningen benoemd tot privaatdocent voor Hoogduits en Engels.

De titel van zijn openbare les geeft aan voor welke taak hij zich zijn leven lang heeft ingezet: ‘...de wetenschappelijke beoefening der moderne talen’. Dat was voor hem de historisch-vergelijkende methode, 'de enige die in het academisch onderwijs mag gevolgd worden’. In 1881 werd hij tot hoogleraar benoemd in de vergelijkende Indo-Germaanse taalwetenschap en de Germaanse in het bijzonder; Gotisch, Middelhoogduits, Hoogduitse taal- en letterkunde en Sanskriet. Zijn interesse voor de Germaanse heldensagen bracht hem naar de Oudscandinavische filologie en Oudgermaanse mythologie. Met drie werken heeft hij zijn naam gevestigd. In 1883 en in 1914 gaf hij de tekst uit van de Kudrunsage, een Middelhoogduits epos; in twee delen gaf hij, in 1906 en 1931, de tekst uit van de Oudijslandse gedichtenverzameling Die Lieder der Edda, met woordenboek en commentaar. Zijn belangrijkste werk is Heldensage (1889, herzien 1898).

Nadat in de wet op het Hoger Onderwijs van 1876 bepaald was dat een aantal vakken op zijn minst aan één universiteit gegeven zou worden en dat daartoe behoorden Frans, Engels en Duits, bewerkte het Groninger gemeentebestuur dat dit in Groningen zou zijn, dat daarmee dus een unieke positie verwierf. De faculteiten kregen toen wel de wetenschappelijke opleiding toegewezen maar niet het verlof op te leiden voor het staatsexamen voor de onderwijsbevoegdheid verlenende MO-akten.

Het germanistisch-romanistisch instituut, al gauw Philologisch-Historische Instituut genoemd ten gevolge van de toetreding der andere talen en geschiedenis, werd door Sijmons in 1915 geopend met een rede over ‘Moderne filologie aan de Groningsche Universiteit’. Zijn organisatorische verdiensten liggen in zijn streven, de studie der moderne talen op academisch niveau geïntegreerd te hebben, al voor het Academisch Statuut van 1921 tot stand kwam.

[Linssen]

Lit.: J.M.N. K.[apteyn], ‘Dr. Barend Symons’, Jaarboek RUG 1935-1936, 49-52; E. Visser e.a. (red.), Academia Groningana MCMXIV-MCMLX1V; W.R.H. Koops, Het onderwijs in de moderne talen aan de Rijksuniversiteit te Groningen van 1879 tot 1921 (Groningen 1980).

< >