(Noordbroek 1880 - Amsterdam 1953)
Neerlandicus, de tweede die op een Groningstalig onderwerp promoveerde, te weten op een Amsterdams proefschrift over het dialect van de Veenkoloniën in vergelijking met de overige tongvallen in de provincie Groningen (1923). Dat was voornamelijk gebaseerd op de gegevens van de enquête van het Aardrijkskundig Genootschap van 1895. Schuringa, landbouwerszoon, voltooide eerst de Rijkskweekschool in Groningen en werd na een onderwijzerschap leraar Nederlands in Deventer en vervolgens directeur van een HBS in Amsterdam. Hij maakte met P. Koster een Beknopt verklarend zakwoordenboekje der Nederlandse taal dat vele drukken kreeg. Samen met E. Rijpma maakte hij een Nederlandse spraakkunst die later door J. van Bakel werd bewerkt.