Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Schulte nordholt, hendrik

betekenis & definitie

(Zwolle 1909 - Amsterdam 1998)

Kunst- en cultuurhistoricus. Studeerde na HBS en staatsexamen gymnasium aanvankelijk Duits en daarnaast geschiedenis en kunstgeschiedenis aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam. In 1938 legde hij het doctoraal examen Duits af, in 1939 gevolgd door het doctoraal examen geschiedenis en kunstgeschiedenis. In dat jaar werd hij leraar aan het Rijnlands Lyceum te Wassenaar waaraan hij tien jaren verbonden bleef. In 1948 promoveerde hij bij J. Romein cum laude op een historiografische studie Het beeld der Renaissance, waarin hij zich een bewonderaar toont van de Zwitserse cultuurhistoricus Jakob Burckhardt, die hij later zijn beschermheilige zou noemen.

Na zijn promotie reisde hij een jaar door Italië, wat voor hem als eerste mogelijk werd gemaakt door de stichting voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek ZWO. Bij zijn terugkeer werd hij benoemd tot wetenschappelijk ambtenaar aan het Kunsthistorisch Instituut van de universiteit te Utrecht; in 1953 volgde zijn benoeming tot gewoon hoogleraar in de kunst- en cultuurgeschiedenis aan de RUG. Hij aanvaardde zijn ambt met een rede getiteld ‘De evocatie van het geschonden verleden’. Daarmee aanvaardde hij ook de leiding van het in 1948, ter gelegenheid van de benoeming van Elisabeth Neurdenburg tot buitengewoon hoogleraar, gestichte Kunsthistorisch Instituut. Schulte Nordholt geldt als de eigenlijke grondlegger. Hij bracht het over naar de Boteringestraat, waar het in 1994, na omzwervingen door de stad is teruggekeerd.

Hij vestigde daar ook zijn eigen studeerkamer, bouwde een bibliotheek op die geplaatst werd op de zolder van het pand, waar bovendien elke student zijn eigen werktafel had. Hij organiseerde voor de niet-gymnasiasten een cursus om zo het middenkader te vormen voor de musea. Aan het instituut heeft hij de afdeling Bouwkunst toegevoegd; voor Muziekwetenschap trok hij in 1957 een medewerker aan, die in 1960 werd opgevolgd door Bertus van Lier (19061972), sedert 1966 lector, die het Groninger studentenmuziekgezelschap Bragi tot bloei heeft gebracht. Als een van de stuwers, meer inspirator dan organisator, van de Stichting Openbaar Kunstbezit, lichtte hij kunst toe voor de radio. Deze uitzendingen kan men als de voorganger zien van Henk van Os’ tv-series ‘Museumschatten’ en ‘Beeldenstorm’. Schulte Nordholt was literair van instelling, praktiseerde een cultuurhistorische aanpak en doceerde afstandelijk, bezonnen en vooral met elegantie.

Hij vestigde in Groningen de traditie van de bestudering van de Italiaanse laatmiddeleeuwse en Renaissancekunst en cultuur, die door H.W. van Os is voortgezet. Hij verbond daaraan de befaamde traditioneel geworden excursies naar Italië. Deze begeleidde hij als reiziger-verteller, op zoek naar de veelzijdige uitingen van het scheppend vermogen van de mens, met een voorkeur voor de onaangetaste schoonheid en voor plaatsen waar het verleden voelbaar was. In stad en provincie Groningen hield hij menige lezing, omdat hij de rug beschouwde als een typisch regionaal instituut, wat zij in die tijd ook was, en omdat hij bij de Groningers zekere trots op ‘onze universiteit’ had vastgesteld. Hij deed het ook om mogelijke leerlingen en hun ouders enig zicht op zijn vak te geven. Met enkele collega’s sprak hij voor breed publiek tijdens wat men toen de Universiteitsdagen noemde. Zijn boeiende algemene colleges op maandagmiddag trokken honderden belangstellenden.

Hij was lange tijd voorzitter van het Kunstlievend Genootschap Pictura (1832) en heeft als zodanig menige expositie ingeleid; hij maakte ook deel uit van het bestuur van het Groninger Museum en was steun en stimulans voor de toenmalige directeur J.J. de Gruyter.

Na twaalf jaren aanvaardde hij in 1965 de benoeming tot directeur van het Nederlands Historisch Instituut te Rome, maar hij bleef tot 1979 aan de RUG verbonden als buitengewoon hoogleraar, waar hij per jaar gedurende een maand college gaf. In Rome trad hij meer dan eens op als gastheer en leider, natuurlijk met bijzonder genoegen als het Groningse studenten en hun hoogleraren betrof. Na zijn emeritaat vestigde hij zich in Orgia bij Siena.

Wetenschappelijk publiceren viel hem zwaar. Een vervolg op zijn dissertatie, dat over ‘De Stijl der Renaissance’ zou gaan en waarover hij bij zijn ambtsaanvaarding in Groningen als ‘nog altijd niet voltooid’ heeft gesproken, hoort tot zijn niet geschreven boeken. Brieven schrijven was hem echter een genot. Vanuit Rome en later vooral uit Orgia schreef hij er vele. Voor zijn oud-studenten heeft hij tussen 2 mei en 16 juli 1996 zijn kunst-, en cultuurhistorische opvattingen, zijn methodes, zijn herinneringen en ervaringen ‘in het koninkrijk der vereeuwigingen’ opgetekend. Het zijn vijftien Brieven uit Italië aan mijn vroegere studenten over leven en werk (1998) geworden, elk met een eigen thema.

Inmiddels in 1997 naar Nederland teruggekeerd, is hem op 20 april 1998, in zijn laatste levensjaar, dat door toenemende afhankelijkheid getekend werd, tijdens een bijeenkomst van zijn oud-leerlingen in het Kunsthistorisch Instituut, het boek aangeboden. Openhartig noteerde hij in de elfde brief dat hij nu, voor Rome ‘zijn geliefde werk aan de Universiteit Groningen niet in de steek zou laten’. In de UK werd dit brievenboek getypeerd als ‘De Zwanenzang van een geboren docent’.

[Linssen]

Lit.: E.W.A. Henssen, Rijksuniversiteit Groningen 1964-1989 (Groningen 1989); H. Schulte Nordholt, Brieven uit Italië (Groningen 1998); H. Perton, ‘De zwanenzang van een geboren docent’, UK 34 (1998) 34, 9; Met dank aan mw. L. Schulte Nordholt-Leclerq en aan H. van Os voor de inzage van Schulte Nordholts levensbericht in het nog te verschijnen Jaarboek 1998 van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen.

< >