Opgericht in 1841 door W.A. Scholten, grondlegger van de Nederlandse aardappelmeelindustrie.
Het concern bestond uit zeven aardappelmeelfabrieken in de Groninger Veenkoloniën. Gedurende de periode 1866-1890 richtte Scholten ook tien aardappelmeel- en derivatenfabrieken op in toenmalig Pruisen, Russisch Polen en Oostenrijk-Hongarije. Door deze initiatieven kan het Scholtenconcern de eerste Nederlandse industriële multinational genoemd worden. De meeste fabrieken produceerden ook aardappelmeelderivaten, zoals sago, stroop en dextrine. Ondanks de oprichting van vele nieuwe aardappelmeelfabrieken was Scholten tot na WOII de grootste aardappelmeel- en derivatenproducent in Nederland.Tot de dood van oprichter W.A. Scholten in 1892 was het bedrijf een firma. In 1892 nam Jan Evert Scholten, de zoon van W.A., de leiding van het bedrijf over. Rond de eeuwwisseling laaide de strijd op tussen de speculatieve aardappelmeelfabrieken en de boeren over de wijze van inkoop van aardappelen. Het stellen van uniforme inkoopprijzen door de fabrikanten leidde tot de oprichting van coöperatieve aardappelmeelfabrieken. In de strijd tegen de coöperaties werden in 1909 de aardappelmeelfabrieken van Scholten omgezet in de Coöperatieve Vereeniging W.A.
Scholten aardappelmeelfabrieken. Het bedrijf was half-coöperatief, half speculatief. In 1909 werd de Vereeniging omgezet in de N.V. W.A. Scholten’s aardappelmeelfabrieken. De strijd tussen de speculatieven en coöperatieven werd na WOI beslist in het voordeel van de coöperatieven.
De speculatieve fabrieken richtten zich in toenemende mate op de productie van derivaten. In 1920 richtte Scholten in samenwerking met de Duitse firma Sichel, Scholten’s Chemische fabrieken op. De productie van zwelstijfsels uit aardappelmeel zou na de strijd met de coöperatieven de redding betekenen van het Scholtenconcern. Vanaf 1900 trok Jan Evert zich steeds meer uit de zaken terug. Hij fungeerde tot zijn dood in 1918 als president-commissaris. De leiding van het gehele Scholtenconcern kwam in handen van zijn zoon Willem Albert II en schoonzoon H.E.
Oving, die in 1930 resp. president-commissaris en commissaris werden. In 1930 kwam een fusie met N.V. Meihuizen Boon’s fabrieken tot stand. Na de dood van Willem Albert II in 1932 ontpopte Oving zich als de nieuwe leider. Tot aan zijn dood in 1939 woedde een strijd binnen de families Scholten en Oving, die werd beslecht ten gunste van de laatste. De dagelijkse leiding van de bedrijven was toen al lang in handen van directeuren, die geen familie waren.
Tijdens een fusiegolf in de aardappelmeelindustrie nam het Scholtenconcem De Baanbreker (1957), O.J.M. Dextrinefabriek (1959), de Nationale Zetmeelindustrie (1959) en K.&.J. Wilkens N.V. (1962) over. In 1965 fuseerde het Scholtenconcern met Honig uit Koog aan de Zaan. Gedurende de jaren ’70 raakte de Koninklijke Scholten Honig (KSH) in zware financiële moeilijkheden en ging failliet. De aardappelzetmeelpoot werd in 1978 verkocht aan de coöperatieve aartsrivaal AVEBE.
[Knaap]
Lit.: M. Dendermonde en N. Sierman, Hoe wij het rooiden. De Veenkoloniale aardappelboer en zijn industrie (Veendam 1972); W, Wennekes, ‘W.A. Scholten (1819-1892)’ in: De aartsvaders. Grondleggers van het Nederlandse bedrijfsleven (Amsterdam en Antwerpen 1993).