Op het gebied van schilderkunst kent Groningen een lange traditie. De Groninger vertegenwoordigers van de Haagse School met kunstenaars als H.W.
Mesdag en Jozef Israëls en de schilders van De Ploeg getuigen daarvan. Na 1945 is die gerichtheid op schilderkunst blijven bestaan. Academie Minerva ontwikkelde een naam als de kunstopleiding waar het klassieke schilderen nog kon worden geleerd. De figuratieve richting was sterk vertegenwoordigd met docenten als Matthijs Röling en Wout Muller. Dat leidde tot een volgende generatie figuratief werkende kunstenaars, waarvan sommige landelijk furore maakten. Het werk van Siert Dallinga en Fokko Rijkens kent surrealistische tendensen, dat van Frank Lenferink een impressionistische inslag en Sam Drukker richt zich vooral op het schilderen van portretten en legt daarbij een voorliefde voor ‘voorbewerkte’ dragers als postzakken en theekistpanelen aan de dag.Tot de ‘tussengeneratie’ behoren kunstenaars als Ruud de Rode en Jan Worst. Onder een jongere generatie heeft het 'Groninger schilderen’ verschillende individuele gerichtheden opgeleverd, waarbij een klassieke vorm van figuratie minder op de voorgrond staat. Zo schildert Hester Schroor vooral deerniswekkende vrouwenfiguren in de traditie van de fijnschilderkunst en Ruud Venekamp grootschalige florale motieven, legt Jet van Oosten met een stevige penseelvoering voorwerpen ‘op de huid’ vast, maakt Lilian van Opdorp wandschilderingen met een ornamentele inslag en Egge Baarveld grote, dramatisch geladen landschapsdoeken. Ton Mars en Tineke Bouma vertegenwoordigen de stroming van het formele onderzoek met een conceptuele inslag.
Op landelijke schildertentoonstellingen en in de jaarboeken 100 Jonge Nederlandse schilders zijn (van origine) Groninger kunstenaars doorgaans goed vertegenwoordigd. Opmerkelijk is dat in de jaren ’90 tot drie keer toe voormalige Miverva-studenten werden geselecteerd voor de prestigieuze Koninklijke Subsidie voor de Schilderkunst: Sarianne Breuker, Wim Bosch en Ellen Zwarteveen. Dat Academie Minerva zijn schilderkunstige traditie koestert, mag wellicht blijken uit het feit dat het als tweede fase-studie de Vervolgopleiding Schilderkunst instelde.
[Hekkema].