Ondanks het feit dat er in de 19de eeuw weinig Groninger schilders waren, ontbrak het niet aan belangstelling. De oprichting in 1832 van het Kunstlievend Genootschap Pictura getuigt daarvan.
De in 1797 opgerichte Academie Minerva in Groningen kwam tot bloei na het aantreden in 1857 van J.H. Egenberger als directeur. In de tweede helft van de 19de eeuw waren het Groningers van komaf die de Haagse School karakter gaven. De meest prominente schilders waren Jozef Israels en de broers Taco en Hendrik Willem Mesdag. Zij waren echter al op jeugdige leeftijd naar het Westen vertrokken. Aan de Mesdags gelieerd was de familie Van Houten.
Sientje van Houten schilderde vooral landschappen en stillevens. Haar neef Gerrit werd de ‘Vincent van Gogh van Groningen’ genoemd. Ook diens nichtjes Barbara en Alida waren kunstzinnig. Een bekende schilder in Groningen (maar nauwelijks daarbuiten) was Otto Eerelman (1834-1926), die vooral paarden en honden vereeuwigde.Omstreeks de eeuwwisseling kwam het Groninger Museum gereed, waarin het werk van Pictura en de Mesdags bewonderd kon worden. De academieleraar F.H. Bach bereidde de weg voor een nieuwe kunstenaarsgeneratie, die in 1918 begon als schildersvereniging De Ploeg. Leden waren o.a. Jan Wiegers, Johan Dijkstra, Jan Altink en de drukker H.N. Werkman.
Door contact met Duitse kunstenaars kreeg deze een sterk expressionistisch karakter. Door De Ploeg kreeg de Groninger schilderkunst weer vermaardheid ver buiten de provinciegrenzen, ook al werden de onderwerpen toch vooral gevonden in het Groninger landschap.