Komen in Groningen pas laat voor. De stadsrekeningen zijn in een doorlopende serie bewaard sinds 1548; daarvoor slechts enkele exemplaren vanaf 1526.
Zij liepen van Michaelis (29 september) tot Michaelis, sinds 1548 van 1 januari tot 1 januari. Een vaste opbouw hebben zij na 1548. Waarschijnlijk ligt de oorsprong van de verbeterde financiële administratie in de moeilijkheden die het stadsbestuur in 1525 ondervond naar aanleiding van het uit de hand gelopen financiële beheer. Voor het middeleeuwse kloosterbezit zijn de rekeningen van de rentmeester, die na 1594 de kloostergoederen onder zijn beheer had, onontbeerlijk. Uitzonderlijk zijn een rekening over de jaren 1561-1563 van Hendrik Lontzenius, abt van het klooster Selwerd, en een rekening van de goederen van het Fraterhuis over de jaren 1590-1594 van administrateur Hendrik Pellenrok. Gasthuis-rekeningen komen pas vanaf 1631 als serie voor.Lit.: P.J. Blok (red.), Rekeningen van de stad Groningen uit de 16de eeuw. Werken Historisch Genootschap 111:9 (’s-Gravenhage 1896; rekeningen van 1526/7, 1535/6, 1548); A.T. Schuitema Meyer, Historie van het archief der stad Groningen (Groningen 1977); F.). Bakker, R.I.A. Nip en E. Schut (red.), Het rationale of rekenboek van abt Hendrik Lontzenius (te verschijnen 1999).