Opstand, waarvan de oorzaken lagen in de politieke en economische neergang van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Deze werden duidelijk zichtbaar tijdens de Oostenrijkse Successie-oorlog (1741-1748).
De Republiek steunde daarin Engeland en Oostenrijk tegen Pruisen en Frankrijk. In april 1747 viel Frankrijk de Republiek binnen en nam Sluis. De val van Sluis was het sein tot een algeheel oproer in de Republiek. De regenten werden voor alle rampspoed verantwoordelijk gesteld. De oranjepartij dwong hen de militaire leiding van de Republiek aan Willem IV op te dragen, hem vervolgens in alle gewesten het stadhouderschap te verlenen en ten slotte het stadhouderschap erfelijk te maken in beide linies. In verschillende gewesten, waaronder Stad en Ommelanden, werden ook belastinghervormingen afgedwongen.
De belastingdruk werd hier temeer gevoeld omdat veepest en overstromingen de welvaart ernstig hadden aangetast. Dit leidde tot een groeiende weerzin tegen de wijze van belastingheffing; deze werd namelijk voor een belangrijk deel verpacht. De woede richtte zich eerst op de trage besluitvorming inzake het stadhouderschap en ontlaadde zich in de plundering van enkele regentenwoningen (maart-april 1748). De oproerigheid werd in overwegend ordelijke banen gehouden door onderofficieren van het burgerregiment (de schutterij) in de stad en een ‘boerencongres’ in Appingedam. Het leidde tot gezamenlijke acties in de stad, waar de belangrijkste bestuursinstellingen zich bevonden. De wensen met betrekking tot het stadhouderschap werden alle, onder dwang, door de regenten ingewilligd.
Pas in de zomer van 1748 richtte het oproer zich tegen de belastingheffing en de belastingpachters. Bij het ‘pachtersoproer’ sneuvelden verschillende tolhuisjes. De belastingpacht werd afgeschaft.Een belangrijke rol speelden de Groninger Courant en de Groninger Nouvellist. Het ‘actiecentrum’ in Groningen was de vereniging het Oranje Zaal. Kern van de protestbeweging was de middenklasse. Het oproer werd door de gegoede burgerij en de oranjepartij benut om de eigen positie te versterken. Begin 1749 werden de bestuursorganen omgezet en werd het Reglement Reformatoir ingevoerd. Het leidde tot verbeteringen in het belastingwezen en de rechtspraak, maar vooral ook tot een belangrijke versterking van de positie van de stadhouder.
[Van der Meer]
Lit.: J.H. Heeres, De wijzigingen in den regeringsvorm van Stad en Lande in de jaren 1748 en 1749 (Groningen 1885); J.E. Heeres, ‘Stad en Lande tijdens het erfstadhouderschap van Willem IV’, BVGO 3, afl. 4 (1888), 252-344; Van der Meer, Patriotten, 9-20.