Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Noordwolde

betekenis & definitie

Gron.: Noordwòl.

Dorp in de gemeente Bedum aan de Noordwolderweg van Bedum naar Zuidwolde.

De hervormde kerk dateert uit het tweede kwart van de 13de eeuw, met een 14de-eeuws koor. De toren is eveneens 13de-eeuws, aanvankelijk vrijstaand, in 1639 met de kerk verbonden en verhoogd, onder andere met een uivormige spits. Rijk interieur met 17de-eeuwse banken (o.a. verhoogde “'herenbank met wapens Clant-Van Berum) en avondmaalstafel; preekstoel uit 1743. Gebrandschilderd glas stamt uit 1718. Het orgel dateert van circa 1650, mogelijk gemaakt door A. Waelckens en A. de Mare; in 1802 door H.H. Freytag belangrijk vernieuwd.

Bij Noordwolde stonden de heerd Mensema en de borg Thedema, waar onder anderen de Van Berums woonden; beide huizen werden eind 18de, begin 19de eeuw al gereduceerd tot boerenplaatsen.

Anders dan Bedum, Onderdendam en Zuidwolde kwam Noordwolde in 1653 niet aan het Boterdiep te liggen; mede om die reden groeide het niet uit tot een plaats van vergelijkbare omvang.

In de Middeleeuwen Nordawalda.

Lit.: Formsma, Ommelander borgen en steenhuizen, 293-297: P. Jonkman, Herinnering aan Zuidwolde. Noordwolde, Onderdendam (Groningen 1989): R. Sanders, Zuid- en Noordwolde in oude ansichten (Zaltbommel 1986).

< >