Gron.: 't Hammerk.
Dorp in de gemeente Scheemda; tot 1990 hoofdplaats van de gelijknamige gemeente. Hiertoe behoorden ook de volgende dorpen en gehuchten: Westeind, ’t Waar (deels), Nieuwolda-Oost, Oostwedderhamrik en Scheveklap. Het dorp ligt aan het Termunterzijldiep. Ten O. ervan ligt de buurt Nieuwolda-Oost, ten W. het Hondshalstermeer.
Bij Nieuwolda stond de cisterciënzerabdij Menterwolde of Campus Silvae, oorspronkelijk een benedictijns dubbelklooster waarvan stichtingsdatum en stichter onbekend zijn. In 1247 diende de abdij een verzoek in bij het generaal-kapittel van de cistersiënzerorde tot toelating tot deze orde. Het generaal-kapittel stond dit toe onder uitdrukkelijke voorwaarde dat het gesplitst zou worden in een mannenen een vrouwenklooster. In 1259 vond de ingressus van twaalf met name genoemde monniken onder leiding van een abt plaats vanuit Aduard; in Midwolda was kennelijk het nieuwe nonnenklooster gereed gekomen. In 1299 werd Menterwolde verplaatst naar Termunten in verband met overstromingen. De hervormde kerk is een zaalkerk (1718) met toren (1765); kansel (1718) van A.
Meijer en J. de Rijk en een orgel (1787) door J.F. Wenthin. Regionaal verzorgingscentrum met jachthaven, campings, kinderwagenmuseum (collectie 1830-1970) in een Oldambster boerderij, en stoomgemaal De Hoogte (1892), sinds 1986 ingericht als museum.
Oorspronkelijk heette Nieuwolda Midwolderhamrik, namelijk het buitengebied van Midwolda, in de 16de eeuw door de toen ontstane westelijke Dollardarm van het moederdorp gescheiden. Na opslibbing bleven de verbindingen moeizaam, zodat in de 17de eeuw het kerspel werd gesplitst. Nieuwolda wordt ook wel Golden Hamrik genoemd, door de bloeiende koolzaadvelden of naar de spreekwoordelijke rijkdom.
Schimpnamen voor de inwoners: Blauwgortvreters en Poepen.
Lit.: R. Georgius e.a., Boerderijenboek Nieuwolda, Nieuw-Scheemda (Woldendorp 1998); R. Georgius, Nieuwolda in oude ansichten (Zaltbommel 1977-1982); A. Willebrands, ‘De St.-Benedictusabdij te Menterwolde’, Citeaux in de Nederlanden 7 (1956) 215-223.
Nieuwsblad van het Noorden
Toonaangevend dagblad in Groningen en Drenthe. Het Nieuwsblad van het Noorden is een uitgave van Hazewinkel Pers bv, net als de dagbladen Groninger Dagblad en Drentse Courant. De oplage bedroeg, eind jaren ’90, ongeveer 125.000 exemplaren. Hazewinkel Pers geeft behalve dagbladen ook vele huis-aan-huisbladen uit en is een dochterbedrijf van de Noordelijke Dagblad Combinatie (NDC). De NDC is in Friesland de uitgever van onder meer de Leeuwarder Courant.
De oprichting van het Nieuwsblad van het Noorden in 1888 betekende een doorbraak in de traditionele dagbladwereld. De initiatiefnemer van het Nieuwsblad was Joan A. Nieuwenhuis. Hij wilde een neutrale krant maken voor een breed publiek. Het eerste nummer van het Nieuwsblad verscheen op 2 juni 1888, maar al twee maanden later kocht R. Hazewinkel Jzn. de krant. Hazewinkel was ook de drukker van het Groninger Weekblad.
Het opvallende aan het Nieuwsblad was de oriëntatie op een breed publiek en de politiek neutrale opstelling. Hazewinkel hanteerde lagere abonnementsprijzen dan andere krantenuitgevers en hij vond dat de krant heldere en actuele informatie moest bieden. Hij speelde hiermee in op het groeiende krantenlezerspubliek in die tijd. Het Nieuwsblad verscheen aanvankelijk twee keer per week, maar dat werd al in 1895 zes keer. De krant begon met 350 abonnees, na tien jaar waren dat er 14.500 en na 25 jaar 34.000.
De opkomst van het Nieuwsblad van het Noorden ging ten koste van andere kranten. De Provinciale Groninger Courant kon zich na de jaren ’90 met grote moeite staande houden. Zij moest het abonnementstarief verlagen, aangezien het Nieuwsblad veel goedkoper was dan deze krant. De Provinciale Groninger Courant, een liberale, wat chique krant voor de ontwikkelde boerenbevolking, heeft het nog tot 1935 uitgehouden en is daarna opgegaan in het Nieuwsblad van het Noorden. Het Nieuwsblad had vlak voor de oorlog een oplage behaald van een kleine 60.000 exemplaren. Tijdens de oorlog bleef de krant tot 1 augustus 1944 verschijnen.
Daarna kreeg zij van de Duitse bezetters een verschijningsverbod opgelegd. De directie van de krant, Hazewinkels beide zonen, N. Hazewinkel en J.A. Hazewinkel, weigerde de benoeming van een NSB-hoofdredacteur, waarop de Duitse bezetters de verdere verschijning verboden. Ook na de oorlog mocht het Nieuwsblad in het kader van de perszuivering een tijd lang niet verschijnen. De oorzaak lag in het standpunt van de Nederlandse regering dat alle kranten die na 1 januari 1943 nog waren verschenen, fout waren. De Duitse bezetters hadden namelijk in het najaar van 1942 een persreorganisatie doorgevoerd, die evenwel nog niet tot een verschijningsverbod van het Nieuwsblad had geleid.
Het verschijningsverbod van de krant door de Nederlandse regering duurde tot 1 januari 1947. De beide Hazewinkels waren het volstrekt niet eens met het verbod en hebben door juridische procedures in 1948 rehabilitatie bedongen. De Raad van Beroep van de Perszuivering constateerde dat het Nieuwsblad in oorlogstijd niet beschouwd kon worden als een propaganda-orgaan van de bezetters. De krant kon weer van start met een oplage van ongeveer 38.000. In de jaren ’50 ademde de krant nog een vooroorlogse sfeer. Net als veel andere kranten zag ook het Nieuwsblad zich als een soort volksopvoeder, die als gezellige huisvriend ook enige verstrooiing moest brengen.
Hoofdredacteur in de jaren ’50 was C. de Bruin, die met een korte onderbreking gedurende de oorlog van 1931 tot 1961 hoofdredacteur was. De Bruin kreeg als opvolger J. Ubink, die zijn functie deelde met G. Vaders. Vaders kwam van De Telegraaf en kreeg in 1964 door het overlijden van Ubink alleen de leiding van de redactie in handen. Hij moderniseerde de krant door het nieuws veel scherper te brengen en een eind te maken aan een journalistieke traditie die in veel opzichten meer verhullend dan onthullend was. Hij bleef hoofdredacteur tot 1978, waarna hij nog enige jaren hoofdredacteur commentaren en opinies was.
De opvolger van Vaders was Eef Brouwers, die landelijke bekendheid genoot doordat hij nieuwslezer was geweest bij het NOS-journaal. Zijn opvolger bij het Nieuwsblad was in 1982 A.A.M. Schuurmans, die in 1997 overleed. Sedertdien is de van de Drents-Groningse Pers (Drentse Courant en Groninger Dagblad) afkomstige G.J. Laan hoofdredacteur.
Aan de onstuimige groei van het Nieuwsblad is in de jaren ’80 een einde gekomen. Een belangrijke oorzaak ligt in de demografische en sociale ontwikkelingen in de stad Groningen. De studentenpopulatie is fors toegenomen, evenals het aantal alleenstaanden. Deze groeperingen hebben traditioneel een minder sterke regionale binding en zijn sneller geneigd een abonnement op een landelijke krant te nemen.
De NDC nam medio jaren ’90 de Drentse Courant en het Groninger Dagblad over van uitgever Wegener. De directie maakte in 1998 een einde aan speculaties dat deze kranten zouden fuseren met het Nieuwsblad. Zij verklaarde dat de Drentse Courant en het Groninger Dagblad als ochtendblad zouden blijven voortbestaan, terwijl het Nieuwsblad middagkrant zou blijven. Volgens de directie was uit marktonderzoek gebleken dat zij op deze manier de markt in Groningen en Drenthe het beste kon blijven bedienen.
[Polman]