Afkomstig uit Neuenhaus (graafschap Bentheim). Meinard Lohman (1638-1689) werd gezworene (1673).
De ene zoon Johan Lohman (1664-1738) was gezworene (1692), later raadsheer (1731) en werd in 1713 ambtman van Selwerd. De oudste zoon van Johans jongere broer Hendrik (1673-1702), Meindert Lohman (1697-1765), werd door erfenis heer van Lellens (1744). Hij was de vader van Wytzius Hendrik Lohman (1734-1810), die de borg te Lellens verkocht (1771). Deze was jurist, gezworene, raadsheer (1766) en ten slotte burgemeester (1788). Door zijn vrouw, Anna Adriana de Savornin (1744-1788), vrouwe van Zonnemaire, was hij nauw met de Van Iddekinges gelieerd.Hun zoon Maurits Adriaan de Savornin Lohman (1770-1833) was jurist, o.a. in de Bataafs-Franse tijd raadslid en vrederechter, in 1819 één der burgemeesters van Groningen, lid van Provinciale Staten en gedeputeerde (1827). Hij werd in 1817 in de Nederlandse adel verheven. Bekend zijn twee in Groningen geboren kleinzoons. Jonkheer Maurits Adriaan (II) de Savornin Lohman (1832-1899), jurist, advocaat-generaal bij de Hoge Raad en gouverneur van Suriname (1889-1891). Hij vroeg, en kreeg, ontslag na een conflict met Koloniale Staten.
Zijn jongere broer jonkheer Alexander Frederik de Savornin Lohman (1837-1924), jurist, werd rechter te Appingedam (1862) en Den Bosch, waar hij later ook raadsheer was. Hij werd hoogleraar staats- en strafrecht aan de Vrije Universiteit te Amsterdam (1884). Als aanhanger van Groen van Prinsterer nam hij actief deel aan de Schoolstrijd. Als een van de weinige Nederlandse protestante edelen werd Lohman lid van de Gereformeerde Kerken (1886). Na een conflict met Abraham Kuyper nam hij ontslag als hoogleraar en trad uit de Antirevolutionaire Partij (1894). Hij was tweemaal lid van de Tweede Kamer (1879, 1894), minister van Binnenlandse Zaken (1890-1891) en lid van de Eerste Kamer (1892). Van 1908-1921 was Lohman de leider van de Christelijk Historische Unie.
Een neef van de Oranjeman Wytzius Hendrik was Louis Bothenius Lohman (1738-1807), raadsheer (1786). Hij was neutralist, maar werd door de onhandigheid van Willem V buitenspel gezet (1790). In 1795 was hij representant voor Stad en Lande. Zijn - niet geadelde - nazaten waren tot begin 20ste eeuw vooral als juristen in de provincie Groningen werkzaam.
[Feenstra]
Lit.: A.J.C.M. Gabriëls, De heren als dienaren en de dienaar als heer. Het stadhouderlijk stelsel in de tweede helft van de achttiende eeuw (’s-Gravenhage 1990); Hempenius-van Dijk, Weeskamer, Van der Meer, Patriotten; P.J. van Winter, De lijsten der hoogstaangeslagenen in het departement van de Westereems II ('s-Gravenhage 1955).