(Mijnsherenland 1722 - Groningen 1798)
Studeerde theologie in Leiden, gereformeerd predikant in Nijkerk (1749), Winschoten (1758) en Scheemda (1760) en hoogleraar theologie in Groningen (1765).
Kuypers was een groot kenner van de oosterse talen en een geliefd prediker. Zijn periode in Nijkerk werd gekenmerkt door de ‘Nijkerkse beroerten’, een opwekkingsbeweging met ziekelijke uitwassen in het verlangen naar de weg tot behoudenis. Ook zijn eigen prediking bracht hysterische taferelen teweeg: zijn toehoorders gilden en kermden en vielen in zwijm. Als hoogleraar heeft hij zich kritisch over deze beweging uitgelaten in zijn theologische werken over de Heilige Geest. In 1783 hield hij de ‘landdagspreek’ onder de titel Neerlands Licht uit Duisternis; deze werd op kosten van de provincie uitgegeven. In het gedicht De Menuet en de Domineespruik van Betje Wolff staat Kuypers model voor de figuur van Dweepziek.
Lit.: O.J. de Jong, Nederlandse Kerkgeschiedenis (Nijkerk 1972) 257 v.v.: B. Glasius, Godgeleerd Nederland II. 320.